18/01/21 4a . How to use a dictionary

What are we going to do today
Goals: You know how to use a dictionary & do 'test yourself'.

                              WB: page 75-78. TB: pages 38-47

  • Dictionary explanation & practice - 15 mins.
  • Test Yourself (p75-78




1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

What are we going to do today
Goals: You know how to use a dictionary & do 'test yourself'.

                              WB: page 75-78. TB: pages 38-47

  • Dictionary explanation & practice - 15 mins.
  • Test Yourself (p75-78




Slide 1 - Diapositive

How to use a dictionary 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Tips
  • De woorden staan op alfabetische volgorde.
  • Gebruik de gidswoorden boven aan. Deze geven het 1e woord en het laatste woord van die pagina aan en helpen je beter zoeken naar het woord. 
  • Bedenk welke vertaling het meest logisch in de zin is.
  • Zoek naar de stam van het woord: zie volgende pagina.

Slide 4 - Diapositive

Stam van het woord

  • It was extremely cold outside.    stam = extreme
  • She loved her new phone.             stam = love
  • That is unfair.                                       stam = fair  
  • They are talking too much.           stam = talk
  • We went home after class            stam = go
  • The sides of the car are yellow   stam = side

Slide 5 - Diapositive

Hoe "lees" je een woordenboek
  1. Het woord dat je moet opzoeken.
  2. De uitspraak van het woord. 
  3. Het aantal woordsoorten wordt aangeven, in dit geval 2, zowel een zelfstandig naamwoord als een werkwoord.
  4. Woordsoort zoals bijvoorbeeld zelfstandig nw, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord
  5. Hier vul je het woord in dat je hebt opgezocht.
  6. Voorbeelden in het Engels worden schuingedrukt. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Controlevragen bij woordenboekgebruik
  1. zoek ik een werkwoord (OV WW of ONOV WW) / zelfstandig naamwoord (ZN) / bijvoegelijk naamwoord (BNW), enz.
  2. past de eerste betekenis het beste bij mijn zin, of moet ik verder lezen, kijk ook naar de voorbeelden!!!

Slide 8 - Diapositive

timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

After this explanation I think I can use a dictionary even more efficiently
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Sondage

  • Test yourself (WB page 75-78). 15 mins. In silence. 
  • Finished? Start verrijking (WB p 98/ TB p. 53) 
  • Not finished: Complete Test Yourself at home. 


timer
15:00

Slide 11 - Diapositive