Vivo: 2.2 Organen en weefsels bestaan uit cellen

2.2 Organen en weefsels
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

2.2 Organen en weefsels

Slide 1 - Diapositive

Afbeelding: SEM huid mens
DEZE LES
Wat weet je nog van vorige les?
Uitleg
Zelfstandig werken
JE GAAT LEREN OVER
  • dat een orgaan uit verschillende weefsels is opgebouwd.
  • dat weefsels zijn opgebouwd uit cellen en tussencelstof.
  • dat cellen verschillende functies hebben en de daarbij passende vormen.
  • dat een cel alle levenskenmerken bezit

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weet je nog van?

Kennistest

Slide 3 - Diapositive

Er volgen nu vragen om de voorkennis van de leerling te testen.
Is dit een orgaan?
A
Ja!
B
Nee!

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Orgaan
Organisme
Orgaanstelsel
Weefsel

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Dit orgaan heeft meerdere functies. Wat doet dit orgaan nog meer?
A
Het maakt voedsel
B
Het verteert voedsel
C
Het vergroot voedsel
D
Het maakt het bloed schoon

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurgetrouwe tekening
Schematische tekening

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg - laptop dicht a.u.b.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Organen bestaan uit weefsels
Een weefsel is een groep cellen die er allemaal hetzelfde uitzien en dezelfde functie hebben. Samen zorgen de weefsels ervoor dat het orgaan goed werkt.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weefsels bestaan uit cellen
Als je nóg verder inzoomt, ontdek je dat een weefsel bestaat cellen. Alle cellen in een weefsel hebben dezelfde functie. Daarom hebben ze allemaal dezelfde vorm

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eén Cel
Een cel is de kleinst mogelijke levende eenheid. Cellen vertonen alle levenskenmerken en kunnen zich delen.

Een cel is ook opgebouwd uit nog kleinere onderdelen. Deze maken de levensverschijnselen van de cel mogelijk.


Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De 7 Levenskenmerken
Gaswisseling
Reageren
Afvalstoffen afgeven

Slide 12 - Diapositive

Aangepast naar de levenskenmerken uit methode Vivo
Levenskenmerken
  • voortplanten
  • groeien
  • ontwikkelen
  • reageren op prikkels
  • bewegen
  • voeden
  • stofwisseling
  • ademhalen
  • uitscheiden
De 9 levenskenmerkenop een rij

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dierlijke cellen
Cytoplasma: dikke vloeistof in de cel.
Celmembraan: dun vlies wat de cel bij elkaar
houdt.
Celkern: regelcentrum van de cel.
Kernmembraan: de buitenkant van de 
celkern.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cellen bestaan uit kleinere deeltjes

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Indeling in 4 rijken doe je aan de hand van de cel eigenschappen.
 
1. Bacterie cel
2. Dierlijke cel
3. Plantencel
4. Schimmelcel
Hoe herken je ze?

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

En hoe zit dit bij andere organismen?

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

                        Stammen
                                                            Sponsdieren
                                                          Neteldieren
                                                           Weekdieren
                                                                  Stekelhuidigen
                                                                 Geleedpotigen
                                                              Gewervelden

Slide 18 - Diapositive

Dieren zijn ingedeeld in stammen.
De eerste dia's betrof gewervelden, maar hoe zit dit bij andere stammen?
Sponsdieren

  • Niet-symmetrisch
  • Stevige hoornvezels tussen de cellen
  • Meestal vast op de bodem 

Slide 19 - Diapositive

Sponzen hebben geen spieren en geen organen voor ademhaling en spijsvertering. Ze hebben zelfs geen mond om voedsel op te nemen. Een spons bestaat uit een groot aantal cellen die niet geordend zijn tot weefsels en organen. Sponzen hebben wel gespecialiseerde cellen met een eigen functie. Sommige cellen zuigen bijvoorbeeld water aan. Andere cellen filteren het voedsel uit het zeewater. Maar omdat de cellen met dezelfde taak niet samenwerken, vormen ze geen weefsel.
VRAGEN?

Slide 20 - Diapositive

Wisselmoment: vragen?
Weektaak
2.2 Organen en weefsels bestaan uit cellen.
Teksten lezen
Opdrachten maken

Zet deze taak in je agenda

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions