Future

Programme
1. Vocabulary
2. Review If and When
3. Explanation future tense
4. Exercises future tense
5. Evaluation
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 55 min

Éléments de cette leçon

Programme
1. Vocabulary
2. Review If and When
3. Explanation future tense
4. Exercises future tense
5. Evaluation

Slide 1 - Diapositive

Toestaan

Slide 2 - Question ouverte

Ergens

Slide 3 - Question ouverte

Onderzoeken

Slide 4 - Question ouverte

Toevoegen

Slide 5 - Question ouverte

Duizelig

Slide 6 - Question ouverte

Gewichtloos

Slide 7 - Question ouverte

Mak

Slide 8 - Question ouverte

In moeilijkheden

Slide 9 - Question ouverte

Decennium

Slide 10 - Question ouverte

Koken

Slide 11 - Question ouverte

.... I go to London next week, I will buy something nice
A
If
B
When

Slide 12 - Quiz

.... we arrived at the airport, we noticed that our bags were missing.
A
If
B
When

Slide 13 - Quiz

... I were you, I would stop smoking.
A
If
B
When

Slide 14 - Quiz

De toekomende tijd
is in het Engels:
A
the present
B
the future
C
the past
D
the continuous

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Oefenen!

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Wanneer gebruik je will?
A
Als je het zeker weet
B
Een voorspelling zonder bewijs
C
Een voorspelling met bewijs

Slide 31 - Quiz

Wanneer gebruik je to be going to?
A
Een voorspelling met bewijs
B
Een voorspelling zonder bewijs

Slide 32 - Quiz

Wanneer gebruik je de present continous?
A
Als je een afspraak hebt
B
Als je geen afspraak hebt
C
Een voorspelling met bewijs
D
Een voorspelling zonder bewijs

Slide 33 - Quiz

Wanneer gebruik je de present simple?
A
Als je een afspraak hebt
B
Voor vaste schema's zoals vertrektijden
C
Een voorspelling met bewijs

Slide 34 - Quiz

Homework
Study grammar chapter 2
Study all vocabulary chapter 2

Slide 35 - Diapositive

Test vocabulary
1 februari

Slide 36 - Diapositive

Test grammar
15 februari

Slide 37 - Diapositive