Carnaval
1 / 14
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Carnaval
Slide 2 - Carte mentale
Vraag de kinderen het woordweb aan te vullen. Waar denk je aan bij carnaval?
Slide 3 - Vidéo
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoe lang duurt de vastenperiode tussen carnaval en Pasen?
A
31 dagen
B
40 dagen
C
46 dagen
D
50 dagen
Slide 4 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Carnaval komt dus van de woorden 'carne vale'. Wat betekent dit?
A
Dans feest
B
Karnemelk vallei
C
Vaarwel vlees
D
Karrentocht
Slide 5 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoe heet de laatste dag van carnaval (en het begin van de vastenperiode)?
A
Dolle dinsdag
B
Aswoensdag
C
Vasteloavend
D
Witte woensdag
Slide 6 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Een van de dingen die een rol speelt bij carnaval is het wisselen van rollen. Met wie zou jij weleens van rol willen wisselen en waarom?
Slide 7 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 8 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 9 - Vidéo
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat denken jullie? Is de polonaise bedacht door de brandweer?
JA
NEE
Slide 10 - Sondage
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 11 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 12 - Vidéo
Cet élément n'a pas d'instructions
In Brazilië dragen ze tijdens carnaval niet zo veel kleding. Waarom?
A
Omdat ze dat mooi vinden
B
Dat is nou eenmaal traditie
C
Omdat de rijken weinig kleding dragen
D
Omdat hun carnaval tijdens de zomer is
Slide 13 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat ga jij doen met Carnaval?
Slide 14 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
