Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Open blz 54
Slide 1 - Diapositive
VT
t kofschip
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
verleden tijd van: raden
A
raade
B
raden
C
raadde
D
raadt
Slide 5 - Quiz
Wat is de verleden tijd van ik heb
A
ik hebde
B
ik had
Slide 6 - Quiz
verleden tijd: Hij (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete
Slide 7 - Quiz
Wat is de verleden tijd van: ANTWOORDEN?
A
Ik antwoorde
B
Ik antwoordt
C
Ik antwoordde
D
Ik antworde
Slide 8 - Quiz
Wat is de verleden tijd van: MISSEN?
A
ik mistte
B
ik miste
Slide 9 - Quiz
Verleden tijd
Hij ________ op de bus
A
wachte
B
wacht
C
wachtte
D
wachtten
Slide 10 - Quiz
Wat is de verleden tijd van hij praat?
A
hij praate
B
hij praatde
C
Hij praatte
D
Hij priet
Slide 11 - Quiz
De verleden tijd van verhuizen is:
A
verhuisde
B
verhuisdde
C
verhuiste
D
verhuistte
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
apps.noordhoff.nl
Slide 21 - Lien
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Na
de
sportles
krijgt
Abdullah
dorst.
intensieve
Slide 22 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Rofaida
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.
Slide 23 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Rojda
aan
de
zijkant
Slide 24 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote
Slide 25 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
les
zat
een
actieve
Fatma.
Slide 26 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Muhammed
heeft
voor
zijn
verjaardag
een
nieuwe
scooter
gekregen.
Slide 27 - Question de remorquage
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.