H.6-Formuleren-Incongruentie

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les kun je incongruentie herkennen en verbeteren









1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les kun je incongruentie herkennen en verbeteren









Slide 1 - Diapositive

Bij een enkelvoudig onderwerp hoort een enkelvoudige persoonsvorm en bij een meervoudig onderwerp een meervoudige persoonsvorm. Dat heet congruentie.


Als het getal (= enkelvoud of meervoud) van onderwerp en persoonsvorm ongelijk is, heet dat incongruentie.
Incongruentie is een taalfout, die de volgende oorzaken kan hebben (* betekent ongrammaticaal):

Slide 2 - Diapositive

Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aangezien:
– *In Nederland wordt
softdrugs (ow) al heel lang gedoogd.
Het onderwerp (ow) lijkt meervoud, maar is enkelvoud, omdat de kern enkelvoud is:
– *Een aantal (kern v.h. ow; enkelvoud) bezoekers (meervoud) van het pretpark vonden (meervoud) het heel vervelend dat de wachtrijen zo lang waren.

Slide 3 - Diapositive

– *Minder dan de helft (kern v.h. ow; enkelvoud) van de aanwezigen (meervoud) stemden (meervoud) voor het voorstel.

De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het onderwerp:

Slide 4 - Diapositive

Het meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien:
– *Omdat de hulpverleners nauwelijks ruimte kregen om hun werk te doen, werden de omstanders (meewerkend voorwerp) verzocht <allemaal een stapje achteruit te doen (onderwerp)>.


(Aan de omstanders (meewerkend voorwerp) wordt <dat> verzocht.)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Lien

Maken:

H.6 Formuleren
blz. 198
Startopdr. + opdr. 1 t/m 3

Slide 7 - Diapositive

Goed of fout?
De media schrijft bijzonder negatief over deze superster.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

De media schrijft bijzonder negatief.
media = onderwerp = meervoud
schrijft = pv = ev
-> getal onderwerp en pv komen niet overeen = incongruentie

Slide 9 - Diapositive

Goed of fout?
De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht hebben een probleem.
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Verzamelwoord als onderwerp
'De jeugd' lijkt meervoud , is enkelvoud
->incongruentie

Slide 11 - Diapositive

De jeugd heeft de toekomst, maar ze weet het nog niet.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

De kudde schapen stak de weg over.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Mensen die belangstelling hebben voor de functie worden verzocht te reageren.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

Meewerkend vw wordt ten onrechte als ow gezien.
verzwegen ow: Er wordt aan mensen die belangstelling hebben....

-> incongruentie

Slide 15 - Diapositive

Incongruentie kan dus komen door:

-verzamelwoord als onderwerp
-onderwerp en pv staan te ver uit elkaar
-het mv wordt ten onrechte als ow gezien


Slide 16 - Diapositive

Onjuist begrenzen
Bij deze stijlfout gaat het om twee verschillende
fouten:

1. losstaand zinsgedeelte 
2. zinnen aan elkaar plakken

Slide 17 - Diapositive

losstaand zinsgedeelte
Soms wordt een deel van een samengestelde
zin ten onrechte geschreven als een aparte zin,
die met een hoofdletter begint en met een punt 
eindigt. 

Die bijzin komt dus los te staan van de hoofdzin.


Slide 18 - Diapositive

Goed of fout?
Ik snap wiskunde niet. Daardoor ben ik bang dat ik een onvoldoende haal.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

Dus in welke drie situaties kan een incongruentie voorkomen?

Slide 20 - Question ouverte

Incongruentie
Dit kan komen door: 
-verzamelwoord als onderwerp
De politie hebben
-onderwerp en pv staan te ver uit elkaar
-het mv wordt ten onrechte als ow gezien


Slide 21 - Diapositive

Ik snap wat een incongruentie is
A
eens
B
oneens

Slide 22 - Quiz

zelf maken opdr. 11 blz. 217, 218

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive