8.3 Rechten en plichten

8.3 Rechten en plichten
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

8.3 Rechten en plichten

Slide 1 - Diapositive

Wat is het verschil tussen rechten en plichten
A
Rechten en plichten zijn hetzelfde
B
Rechten zijn dingen die je moet, plichten dingen die je mag
C
Rechten hebben we niet in Nederland, plichten wel
D
Rechten zijn dingen die je mag en plichten zijn dingen die je moet

Slide 2 - Quiz

We kennen rechten en plichten,
een voorbeeld van een recht is:
A
de vaatwasser inpakken
B
belasting betalen
C
je huiswerk maken
D
goed onderwijs

Slide 3 - Quiz

De belangrijkste rechten en plichten staan omschreven in ...
A
de grondwet
B
de verkeerswet
C
de rechtsregels
D
het wetboek van strafrecht

Slide 4 - Quiz

Recht of plicht?

Vrije meningsuiting
A
Recht
B
Plicht

Slide 5 - Quiz

Wat staat er niet in de grondwet
A
De belangrijkste rechten en plichten
B
Hoe het land bestuurd moet worden
C
De rol van koning
D
Hoeveel geld de regering gaat uitgeven

Slide 6 - Quiz

recht of plicht?

Stemmen is een...
A
recht
B
plicht

Slide 7 - Quiz

We kennen rechten en plichten.
Een voorbeeld van een plicht is:
A
sporten
B
belasting betalen
C
een nieuwe iphone
D
goed onderwijs

Slide 8 - Quiz

Recht of plicht?

Getuigen voor de rechtbank
A
Recht
B
Plicht

Slide 9 - Quiz

In de grondwet staan de belangrijkste rechten en plichten van alle burgers.
A
waar: het geldt voor iedereen behalve ambtenaren.
B
niet waar: alleen de rechten staan erin.
C
waar: het geldt voor iedereen.
D
niet waar: alleen de plichten staan erin.

Slide 10 - Quiz

De rechten en plichten van burgers zijn in wetten vastgelegd.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Wat is een misdrijf?

Slide 12 - Question ouverte

wat is het verschil tussen misdrijf en overtreding
(kies 2 antwoorden)
A
geen verschil
B
misdrijf is een zwaar strafbaar feit
C
overtreding is dat je er mee weg komt en misdrijf niet
D
een overtreding is een licht strafbaar feit

Slide 13 - Quiz


 Misdrijf of overtreding?
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 14 - Quiz


 Misdrijf of overtreding?
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 15 - Quiz

Misdrijf of overtreding?
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 16 - Quiz


 Misdrijf of overtreding?
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 17 - Quiz

Overtreding
Misdrijf
Strafbaar feit wat minder erg is
Ernstig strafbaar feit
Boete of waarschuwing
Verhoor op bureau
Strafblad

Slide 18 - Question de remorquage

Misdrijf of overtreding?

Geluidsoverlast
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 19 - Quiz

Misdrijf of overtreding?
Fiets stelen
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 20 - Quiz

Misdrijf of overtreding?
Je rijdt dronken op je brommer

A
misdrijf
B
overtreding

Slide 21 - Quiz

Misdrijf of overtreding?
Je rijdt op je 15de op een brommer

A
misdrijf
B
overtreding

Slide 22 - Quiz

Tekstvraag 4
geef aan of het gaat om een strafbaar feit of een misdaad. sleep het gele vlak naar het juiste antwoord
strafbaar feit / misdrijf
1 zwart rijden in bus of trein           overtreding / misdrijf
2 een bank overvallen                      overtreding / misdrijf
3 door rood licht fietsen                  overtreding / misdrijf
4 illegaal muziek downloaden      overtreding / misdrijf
5 winkeldiefstal                                  overtreding / misdrijf
1
2
3
4
5

Slide 23 - Question de remorquage

Wanneer iets wordt 'gedoogd', dan wordt het...
A
afgestraft
B
stilgezwegen
C
toegestaan
D
afgesproken

Slide 24 - Quiz

Moet de mobiele telefoon gedoogd worden in de klas?
A
verboden
B
genegeerd
C
oogluikend toestaan

Slide 25 - Quiz

Wat zijn gedoogde dingen in Nederland?
A
Softdrugs
B
Tatoeage onder de 18
C
Telefoneren op de fiets
D
Openbaar dronkenschap

Slide 26 - Quiz

Vind je dat drugsgebruik gedoogd moet worden in ons land?

gedoogd
A
oogluikend toegestaan
B
streng verboden
C
genegeerd

Slide 27 - Quiz

Wat wordt in Nederland gedoogd?
A
Softdrugs verkopen
B
Harddrugs verkopen
C
Softdrugs verbouwen
D
Harddrugs gebruiken

Slide 28 - Quiz

..
.
Het wordt in Nederland gedoogd dat insecten worden verkocht in de supermarkt. Wat betekent gedoogd?
A
aangemoedigd
B
bestraft
C
toegelaten
D
verboden

Slide 29 - Quiz