1MHV-H5 -Passé Composé

Regelmatige werkwoorden -er 
C
Regelmatige werkwoorden -er 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Regelmatige werkwoorden -er 
C
Regelmatige werkwoorden -er 

Slide 1 - Diapositive

Doelen van de les: 
- Aan het einde van de les kun je: 
--> Regelmatige Franse werkwoorden op -er herkennen / vervoegen in de présent & passé composé

Slide 2 - Diapositive

Je / J'
Tu
Nous
Il / Elle 
Vous
Ils / Elles 
U / Jullie 
Ik
Hij / zij 
Zij
Jij 
Wij 

Slide 3 - Question de remorquage

Slide 4 - Vidéo

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden. 

Slide 5 - Diapositive

De stam
De stam maak je door -ER van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl-
danser --> dans-

Slide 6 - Diapositive

De uitgangen

Slide 7 - Diapositive

JE
TU
IL/ELLE/
ON
NOUS
VOUS
ILS/
ELLES
-e
-ons
-e
-es
-ez
-ent

Slide 8 - Question de remorquage

Kies de juiste zin.
ww = PARLER
A
Nous parles français.
B
Nous parlons français.
C
Nous parlent français
D
Nous parlez français.

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste zin.
ww = AIMER
A
J'aime la musique.
B
Je aime la musique.
C
J'aimes la musique.
D
J'aiment la musique.

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste zin.
ww = REGARDER
A
Ils regardes le football.
B
Ils regardons le football.
C
Ils regardez le football.
D
Ils regardent le football.

Slide 11 - Quiz

En nu de passé composé! Hier heb je dus AVOIR voor nodig! Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 12 - Quiz

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Vanessa ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 13 - Quiz

Je moet het rijtje van AVOIR dus goed kennen! Schrijf zo snel mogelijk het rijtje van AVOIR op:

Slide 14 - Question ouverte

Attention!!
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!! 

Houd altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar!
Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Slide 15 - Diapositive


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 16 - Quiz

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 17 - Quiz

De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé

Slide 18 - Quiz

Vertaal:
elles ont dansé

Slide 19 - Question ouverte

Je (habiter) à Paris / passé composé
(je hoeft 'je' er niet bij te typen)

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal:
u heeft gewoond (habiter)

Slide 21 - Question ouverte

tu (manger) une pizza / passé composé
(je hoeft 'tu' er niet bij te typen)

Slide 22 - Question ouverte

Les filles (regarder) le match à la télé / passé composé
(je hoeft 'les filles' er niet bij te typen)

Slide 23 - Question ouverte

nous (aimer) le voyage / passé composé
(je hoeft 'nous' er niet bij te typen)

Slide 24 - Question ouverte

vous (écouter) de la musique / passé composé
(je hoeft 'vous' er niet bij te typen)

Slide 25 - Question ouverte