2Jena - On y va

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour! 

Programme

• Herhalingsquiz
• On y va: ex. 1, 2, 3, 4, 5
• Comment apprendre
  

Les devoirs:

apprendre voca A (p. 50)

Weet je het nog?

Hoe vraag je of je naar de wc mag?

1. Je peux ouvrir la fenêtre?
2. Je peux aller aux toilettes?
3. Je peux utiliser un dictionnaire?
4. Vous avez un stylo pour moi?

jij bent

1. tu as
2. tu es

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp

Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?

ai

as

a

avons

avez

ont

dinsdag =

1. mercredi
2. vendredi
3. jeudi
4. mardi

de mobiele telefoon =

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp

être (zijn)

suis

es

est

sommes

êtes

sont

Hoe zeg je dat je een broer hebt?

treize =

1. 13
2. 14
3. 15
4. 16

ik zou graag willen =

1. je voudrais
2. je prends
3. j'ai faim
4. j'ai besoin

aller

Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle

nous

vous

ils/elles

tu

je

allons

vont

vais

allez

vas

va

noteer in cijfers:
quatre-vingt-douze

 faire

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je

fait

font

faites

fais

faisons

fais

Woordjes leren

Question

Hoe leer je tot nu toe woordjes?

lezen = niet hetzelfde als leren

• uitspreken!
• opschrijven!
• (digitaal) oefenen!
• overhoren!
  

Algemene tips

- Houd het leren van de woordjes bij. Sla het niet over als het in je huiswerk staat (en het is nog niet voor een toets).

- Leer liever vaker een klein beetje, dan 1x heel veel.

- Herhalen is heel belangrijk!!

- Nieuw blok woorden leren? Herhaal ook de al eerder geleerde blokken.

- Laat je overhoren (mondeling, schriftelijk, digitaal).

- Doe iets praktisch met de leerstof.

Verschillende manieren om "in te oefenen"

1. Online methode Grandes Lignes (www.grandeslignes.online.nl)         uitspraak + slim stampen
2. Quizlet
3. WRTS
4. Woordkaartjes maken (evt. roze/blauw)
5. Rijmpje bedenken
   
6. Verhaaltje bedenken
7. Zet de woorden ergens 'neer' (in je huis)

9. Maak bewegingen

10. Ezelsbruggetjes: lijkt het op Nederlands of Engels? Hoe gekker, hoe beter!

11. Plaatje bedenken in je hoofd

12. Ouders laten overhoren

13. Eigen oefen-SO maken

14. Woordspin (op thema)

En vooral: veel variëren en herhalen