AG6 voorbereiden SE-1 herhalen H8+9 (2)

Reacties tussen zuren en basen
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Reacties tussen zuren en basen

Slide 1 - Diapositive

Doelen
  • Je kunt aangeven welk deeltje als zuur en welk deeltje als base reageert in een zuur-basereactie.
  • Je kunt de reactievergelijking van een zuurbase reactie opstellen.
  • Je kunt rekenen aan een zuur-basereactie

Slide 2 - Diapositive

Wat is de pH van een oplossing van kaliloog met een concentratie van 0,0025 mol/L
A
2,50
B
2,60
C
11,40
D
11,50

Slide 3 - Quiz

Bereken de pH van 0,40 M ammonia.

Slide 4 - Question ouverte

Beschrijf hoe je de hoeveelheid citroenzuur in een citroen zou bepalen.

Slide 5 - Question ouverte

Reacties tussen zuren en basen
Bij de reactie tussen zuren en basen worden
 één of meer protonen overgedragen. 

Schematisch:
HZ + B -> Z- + HB+

Slide 6 - Diapositive

Wat schrijf je op:
Bij een oplossing van een:
  • sterk zuur: H3O+
  • sterke base: OH-
  • zwak zuur: het zuur
  • zwakke base: de base
LET OP: je schrijft het deeltje op dat aan het begin van de reactie aanwezig is.

Slide 7 - Diapositive

Schrijf de beginstoffen op van de zuur/base reactie tussen:
zoutzuur en natriumacetaat-opl.

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf de beginstoffen op van de zuur/base reactie tussen:
waterstoffluoride-opl. en natronloog

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf de beginstoffen op van de zuur/base reactie tussen:
zwavelzuur en calciumcarbonaat

Slide 10 - Question ouverte

Noteer de reactievergelijking die optreedt als je samenvoegt: salpeterzuuroplossing en koper(II)oxide

Slide 11 - Question ouverte

Titratie
Titratie is een oude maar nog steeds veel gebruikte manier om een bepaling uit te voeren in het laboratorium. Titratie maakt het mogelijk de concentratie van een stof in een oplossing te bepalen.

Slide 12 - Diapositive

Hoe
In de erlenmeyer wordt een bekende hoeveelheid vloeistof gedaan. 
Aan deze vloeistof wordt een indicator toegevoegd. 
Vervolgens wordt vanuit de buret een oplossing met een 
bekende concentratie getitreerd tot het omslagpunt. 
Doordat de molverhouding bekend is kan de concentratie van de vloeistof in de erlenmeyer worden bepaald.

Slide 13 - Diapositive

Oefenen (1)
Sjaak krijgt de opdracht de concentratie de molariteit van zwavelzuur te bepalen. Hij neemt 10,00 mL van het zwavelzuur en doet dit in een maatkolf. Hij vult de maatkolf aan tot 100 mL met gedestilleerd water. Hiervan pipetteert hij 10,00 mL in een erlenmeijer. Hij voegt een paar druppels broomthymolblauw toe. Vervolgens titreert hij het mengsel met 0,1014 M kaliloog. Nadat hij 9,86 mL hiervan heeft toegevoegd slaat de kleur om.

a. Leg uit welke kleuromslag Sjaak ziet.
b. Geef de vergelijking van de reactie die tijdens het titreren optreedt.
c. Bereken de molariteit van het zwavelzuur.
d. Bereken de pH van de gebruikte zwavelzuuroplossing.

Slide 14 - Diapositive

Lever hier de uitwerking in van Oefenen(1)

Slide 15 - Question ouverte

Oefenen (2)
Truus wil het massapercentage NaCN in een mengsel van NaCN en NaCl bepalen. Ze weegt 4,02 gram van het mengsel af vult dit met water aan 250,0 mL water. Hiervan pipetteert ze 25,00 mL in een titratie erlenmeijer. Ze voegt een paar druppels indicator toe. Nadat ze 10,23 mL 0,1034 M salpeterzuur heeft toegevoegd is het equivalentiepunt bereikt.

a. Geef de vergelijking van de reactie die optreedt tijdens de titratie
b. Leg uit welke indicator geschikt is
c. Bereken het massapercentage NaCN in het mengsel.

Slide 16 - Diapositive

Lever hier de uitwerking in van Oefenen (2)

Slide 17 - Question ouverte

Doelen
  • Je kunt aangeven welk deeltje als zuur en welk deeltje als base reageert in een zuur-basereactie.
  • Je kunt de reactievergelijking van een zuurbase reactie opstellen.
  • Je kunt rekenen aan een zuur-basereactie

Slide 18 - Diapositive

Noteer drie dingen die je wilt onthouden van deze les.

Slide 19 - Question ouverte

Noteer twee vragen die je nog hebt na deze les.

Slide 20 - Question ouverte