VWO3

VWO3
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

VWO3

Slide 1 - Diapositive

Ontbind in factoren
x2+6x16
A
(x+2)(x+8)
B
(x-2)(x+8)
C
(x+2)(x-8)
D
(x-2)(x-8)

Slide 2 - Quiz

Ontbind in factoren
x2x12
A
(x+3)(x-4)
B
(x+3)(x+4)
C
(x-3)(x+4)
D
(x-3)(x-4)

Slide 3 - Quiz

Los op

2(x+5)26=2
A
x=3 v x=7
B
x=3 v x=-7
C
x=-3 v x=7
D
x=-3 v x=-7

Slide 4 - Quiz


Bereken de xtop
f(x)=4x2+12
A
124
B
812=1,5
C
0
D
812=1,5

Slide 5 - Quiz


f(x)=3(x+2)(x+4)
Bereken de snijpunten met de x-as
A
(6,0) en (12,0)
B
(2,0) en (4,0)
C
(-2,0) en (-4,0)
D
(-2,0) en (0,-4)

Slide 6 - Quiz


 Verplaats f(x) =  2x2 
3 omhoog en 4 naar links.
De nieuwe functie is dan:
A
f(x)=2(x+4)2+3
B
f(x)=2(x+4)23
C
f(x)=2(x4)2+3
D
f(x)=2(x4)23

Slide 7 - Quiz

Los de kwadratische vergelijking op.
x2+11x+18=0
A
x = 2 of x = 9
B
x = -3 of x = -6
C
x = -2 of x = -9
D
Geen oplossingen

Slide 8 - Quiz


De grafiek van 
y=2x8
wordt eerst 5 omhoog verschoven en dan met 2 vermenigvuldigd. Wat is de nieuwe formule?
A
y=4x16+10
B
y=4x8+5
C
y=4x16+5
D
y=4x8+10

Slide 9 - Quiz


f(x)=3x2+5x11
 Wat is het snijpunt met de y-as?
A
(0,11)
B
(0,11)
C
(11,0)
D
(11,0)

Slide 10 - Quiz


f(x)=4(x2)(x4)
 Wat is xtop?
A
xt=3
B
xt=3
C
xt=6
D
xt=6

Slide 11 - Quiz


f(x)=21(x+8)24
Wat zijn de coördinaten van de top?
A
(8,4)
B
(8,4)
C
(8,4)
D
(8,4)

Slide 12 - Quiz

Een jas van €130 wordt in de uitverkoop voor €98 verkocht. Hoeveel procent korting is dat?
A
-32,7%
B
32,7%
C
-24,6%
D
24,6%

Slide 13 - Quiz

De dieselprijs per liter is in een week tijd gestegen
van € 1,32 naar € 1,40.

Hoeveel is de dieselprijs gestegen in procenten?
A
5,3%
B
7,8%
C
6,1%
D
8,4%

Slide 14 - Quiz

Een spelcomputer kost na een korting van 76 euro nu nog 384 euro. Hoeveel procent is de korting?
A
19,8%
B
16,5%
C
3,3%
D
7,6 %

Slide 15 - Quiz

Er zitten in 2020 1480 leerlingen op school. In 2021 is het aantal gestegen met 200 leerlingen. Met hoeveel procent is het toegenomen?
A
13,5%
B
18,3%
C
11,9%
D
6,4%

Slide 16 - Quiz

In 1960 waren er in Nederland 11,42 miljoen inwoners. Nu zijn dat er 17,28 miljoen. Hoeveel procent is het veranderd?
A
+51,3%
B
-51,3%
C
+33,9%
D
-33,9%

Slide 17 - Quiz

De prijs neemt eerst met 25% toe en daarna neemt het toe met 30%
Hoeveel procent is het in totaal toegenomen?
A
55%
B
62,5%
C
56%
D
63,8%

Slide 18 - Quiz

Een fiets wordt verkocht met korting. Van €250, nu voor €180. Met hoeveel procent is het bedrag afgenomen?
A
25%
B
28%
C
39%
D
38,9%

Slide 19 - Quiz

Hoeveel procent heeft voor
Movie A gekozen?
Rond af op één decimaal

A
25,5
B
25,7
C
25,6
D
25,8

Slide 20 - Quiz