Familie

• NT2
• Hoger onderwijs

Familie

Familie

Wat doe jij (niet) graag?

Ik kook graag.

Ik zwem graag.

Ik speel graag met de kaarten.

Ik ga graag naar de cinema.

I

Ik werk graag in de tuin.

Ik schaak graag.

Wat doe jij (niet) graag?

Ik schilder graag.

Ik ga graag op restaurant.

Ik werk niet graag in de tuin.

Ik schaak graag.

Wat doe jij graag?
(hobby)

Wat kan jij (niet) goed?

Ik kan goed dansen.

Ik kan goed zingen.

Ik kan niet goed breien.

Ik kan goed strijken.

Wat kan jij (niet) goed?

Ik kan goed gitaar spelen.

Ik kan goed voetballen/voetbal spelen.

Ik kan niet goed tennissen/tennis spelen.

Ik kan goed fietsen.

Wat kan jij goed?
(talent)