V4ges - p1 - les 9: De ontwikkeling van (het wetenschappelijk denken ) burgerschap en politiek

Les 9: De ontwikkeling van (het wetenschappelijk denken en) burgerschap en politiek in de Griekse polis
Thema 1
periode 1
2023-2024

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Les 9: De ontwikkeling van (het wetenschappelijk denken en) burgerschap en politiek in de Griekse polis
Thema 1
periode 1
2023-2024

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ka: ontwikkeling van (wetenschappelijk denken en) denken over burgerschap en politiek in de stadstaat

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Belangrijkste polis: Athene
samenlevingsvorm(en)
Utopie
5e eeuw v.chr
de rede / rationeel
filosofen : 
Hippocratis, Plato, Socrates, Aristotelis, Archimedes
ka: ontwikkeling wetenschappelijk denken en denken over burgerschap en politiek in de stadstaat
Mannen
ka: ontwikkeling van (wetenschappelijk denken en) denken over burgerschap en politiek in de stadstaat
redeneren
wetenschap

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gaan we doen?
  1. Inleiding (al gedaan)
  2. Hoofdvraag
  3. Uitleg
  4. Opdracht deel 1
  5. Opdracht deel 2
  6. Nabespreking
  7. Afsluiting

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdvraag
Welke staatsvormen kennen de oude grieken en wat houden deze in? 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Griekse denkers (filosofen) hielden zich bezig met alle facetten van het leven, wereld en de maatschappij

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

dus ook over zaken als politiek

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Iedere polis had zijn eigen bestuursvorm

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ze kozen de vorm die het beste bij hun situatie en cultuur pasten

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Inleiding:
In de 5e eeuw voor Christus heeft de Griekse wijsgeer Aristoteles de staatsinrichting van ongeveer 100 Griekse stadsstaten onderzocht en geanalyseerd.
Het oude Griekenland bestond uit verschillende kleinere stadstaten, met ieder hun eigen vorm van bestuur. De ene stadsstaat had een koning, terwijl bij een ander de edelen aan de macht waren. Bijna elke stadstaat heeft meerdere staatsvormen gekend. De Grieken experimenteerden met de staatsvormen en discussieerden over welke de beste was. Dit spel is een simulatie van zo’n discussie. Verschillende mensen hadden verschillende, positieve en negatieve, argumenten in te brengen.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Groepjes van 3. Elke deelnemer vertegenwoordigt een (imaginaire) polis. 
  • In het midden ligt een stapeltje kaartjes, op z'n kop. Elke speler krijgt er 5. De rest blijft in het midden liggen. 
  • De spelers bekijken hun hand en nemen de staatsvorm aan waarvan zij de meeste plusjes in hun handen hebben. Deze staatsvorm leggen zij naast voor zich open op tafel, zodat elke andere speler het kan zien. Zet op je a4 welke staatsvorm je bent.
  • Als de eerste speler aan de beurt is pakt hij een kaart van de stapel en steekt hem bij de kaarten in zijn hand. 
  • Vervolgens kiest hij een van zijn kaarten die voor zijn staatsvorm niet positief is, leest hem voor en geeft deze aan een andere speler. Deze speler is verplicht de kaart te aanvaarden.
  • Zodra een speler van een andere dan zijn huidig gekozen staatsvorm meer plusjes krijgt moet hij zijn staatsvorm veranderen, leg de kaartjes met de nieuwe staatsvorm open. De oude gaan weer in je hand. Noteer dat op je a4tje. (streep de vorige door)
  • Voor elke keer dat een speler een staatsvorm moet vervangen krijgt hij een minpunt. (hou de stand met z'n allen op een stuk papier bij!)
  • Het spel is afgelopen als de stapel met argumenten op zijn. De speler met de minste wisseling in staatsvorm is de winnaar. Hij heeft de meeste overtuigingskracht.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je bent onder andere de volgende bestuursvormen tegen gekomen:
- Monarchie
- Aristocratie
- Tirannie
- democratie
- oligarchie

- Maak samen, van elke van deze 5 bestuursvormen, een definitie.
- Wie werden over het algemeen uitgesloten van actieve  deelname? 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • In een monarchie regeert (= archie) 1 persoon (= mono) en hij heeft de macht geërfd. Dit is de oudste bestuursvorm en alle poleis zijn begonnen als een monarchie.

  • In een aristocratie regeert (= cratie) een kleine groep mannen uit de rijke families. Ze voelden zich de beste (= aristo) om te regeren. Het was dus een regering van de besten en bestond uit de adel.  

  • In een tirannie heeft 1 persoon de macht, vaak met geweld, gegrepen. Er is een alleenheerser (=tiran). Bij ons heeft het begrip tirannie een negatieve lading, bij de oude Grieken niet. Er waren goede en slechte tirannen.

  • In een democratie regeert het volk: demos = volk, cratie = regeren. Een regering door het volk, de burgers, van een stad gekozen. 

  • In een oligarchie regeert een kleine groep van mensen die behoren tot een bevoorrechte klasse. (oligos) = 'weinig' en (archein) = 'heersen'). Het is een gesloten groep.


Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze dialoog start met de zoektocht naar een definitie van rechtvaardigheid. Aanvankelijk wordt hiertoe individueel gedrag bekeken, maar in de loop van het gesprek gaat men ertoe over rechtvaardigheid binnen een hele maatschappij te beschouwen. (...)  Rechtvaardigheid in beide blijkt te corresponderen: in de maatschappij moet iedere sociale groep het zijne doen; binnen een individu moet ieder zieledeel het zijne doen. Zoals in de ziel het rationele (=verstand) deel de leiding dient te hebben, zo moeten in de staat filosofen aan het roer staan, want zij kennen de waarheid, weten wat goed is. Ze worden gesteund door militaire 'wachters'; de rest, het grootste deel van de bevolking, heeft geen politieke zeggenschap. 

Slide 15 - Diapositive

Waarom is dit een typisch stuk voor een filosoof?
Waar denkt deze filosoof rationeel over na?
Opdracht




Er worden zo beschrijvingen gegeven van de bestuursvormen. Bedenk wat de kern van de beschrijving is en teken dat. 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Er komen zo 10 vragen. 
Beantwoord deze 
(eventueel met behulp van je tekening)

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1| In deze staatsvorm hebben de meeste mensen iets te zeggen over het bestuur
A
monarchie
B
tirannie
C
oligarchie
D
aristocratie

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2| De staatsvorm is het beste te voeren in oorlogstijd
A
monarchie
B
democratie
C
oligarchie
D
aristocratie

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3| Bij deze staatsvorm is het duidelijkste waar de macht ligt.
A
monarchie
B
tirannie
C
democratie
D
aristocratie

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

4| Bij deze staatsvorm is de leider (s) het beste voorbereid om te leiden.
A
democratie
B
tirannie
C
oligarchie
D
monarchie

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

5| Bij welke staatsvorm is algemeen onderwijs het belangrijkste?
A
democratie
B
aristocratie
C
oligarchie
D
tirannie

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6| Bij deze staatsvorm wordt het bestuur gedeeld door een groep gelijkenen?
A
tirannie
B
monarchie
C
aristocratie
D
democratie

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

7| Deze staatsvorm is het meest effectief
A
democratie
B
tirannie
C
aristocratie
D
oligarchie

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

8| Bij deze staatsvorm is de leiding het meest populair
A
tirannie
B
monarchie
C
aristocratie
D
democratie

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

9| Bij deze staatsvorm is de kans dat de leider(s) zijn macht misbruikt het grootste.
A
monarchie
B
tirannie
C
aristocratie
D
oligarchie

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

10| Deze staatsvorm is het populairste onder de filosofen
A
democratie
B
tirannie
C
monarchie
D
aristocratie

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdvraag
Welke staatsvormen kennen de oude grieken en wat houden deze in? 

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afsluiting
Huiswerk
- lezen én leren KA 4
- Maken vraag 4.10 t/m 4.13

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions