BK4 - English practice!

Reading file - lesson 1
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare school

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Reading file - lesson 1

Slide 1 - Diapositive

Welcome back! 
Today, we're going to busy ourselves with some listening (hope you like New York!), reading and vocab exercises. 

Enjoy!

Slide 2 - Diapositive

Listening
Je gaat een video kijken. De video pauzeert steeds om vragen te stellen over het fragmentje dat je net gehoord hebt. 

Slide 3 - Diapositive

9

Slide 4 - Vidéo

00:23
Door hoeveel toeristen wordt New York jaarlijks bezocht?
A
Ongeveer 8 miljoen
B
Meer dan 8 miljoen
C
Tegen de 50 miljoen
D
Meer dan 50 miljoen

Slide 5 - Quiz

01:05
"Every street corner, it seems, is familiar" wordt er gezegd. Wat bedoelt de voice over daarmee?
A
Als je in New York verdwaalt, vind je de weg niet snel terug omdat de straathoeken op elkaar lijken
B
De voice over is al vaak in New York geweest
C
New York is wat eentonig, alles ziet er hetzelfde uit
D
New York is zo vaak te zien in films en series dat veel van wat je ziet je al bekend voorkomt

Slide 6 - Quiz

01:44
In welk jaar werd the Empire State Building geopend?
A
1913
B
1930
C
1931
D
1941

Slide 7 - Quiz

02:25
Wat wordt bedoeld met "the land of the free"?
A
New York City
B
The United States of America
C
The Rockefeller Centre
D
Grand Central Terminal

Slide 8 - Quiz

03:10
Wat wordt bedoeld met "The Big Apple"
A
Central ParkNew York City
B
New York City
C
The United States of America
D
Times Square

Slide 9 - Quiz

03:59
In welk museum vind je kunst van de afgelopen 5000 jaar?
A
In het Gugenheim
B
In het Metropolitan Museum of Art
C
In het New York City Museum
D
In het United States Museum

Slide 10 - Quiz

04:26
Aan welke gebeurtenis herinnert het Reflecting Absence Memorial?
A
Aan de aanslagen van 11 september 2001
B
Aan de Eerste Wereldoorlog
C
Aan de Tweede Wereldoorlog

Slide 11 - Quiz

05:15
Wat is Coney Island?
A
Een cruiseschip
B
Een eiland voor de kust van New York
C
Een museum in Brooklyn
D
Een pretpark

Slide 12 - Quiz

05:39
Hoe lang zou je je volgens de voice over kunnen vermaken in New York?
A
Dat zegt hij niet
B
Minimaal een week
C
Dat ligt eraan wat je leuk vindt
D
Je leven lang

Slide 13 - Quiz

Reading - gap text
Je gaat een gatentekst lezen. In de gaten in de tekst moeten woorden ingevuld worden. Je kunt voor ieder gat kiezen uit drie woorden. 
Je mag natuurlijk gebruik maken van een woordenboek.

TIP
Gebruik een papieren woordenboek, dan oefen je het opzoeken van betekenissen. Je wordt dan steeds sneller, daar heb je profijt van bij je examen!

Slide 14 - Diapositive

Click text to zoom.

Which word should go in gap #1?
A
some
B
any
C
a

Slide 15 - Quiz

Click text to zoom.

Which word should go in gap #2?
A
was
B
is
C
were

Slide 16 - Quiz

Click text to zoom.

Which word should go in gap #3?
A
must
B
could
C
may

Slide 17 - Quiz

Click text to zoom.

Which word should go in gap #4?
A
when
B
if
C
that

Slide 18 - Quiz

Click text to zoom.

Which word should go in gap #5?
A
buy
B
buys
C
bought

Slide 19 - Quiz

Click text to zoom.

Which word should go in gap #6?
A
their
B
his
C
its

Slide 20 - Quiz

Click text to zoom.

Which word should go in gap #7?
A
fast
B
faster
C
fastest

Slide 21 - Quiz

Click text to zoom.

Which word should go in gap #8?
A
yet
B
still
C
already

Slide 22 - Quiz

Click text to zoom.

Which word should go in gap #9?
A
they
B
there
C
here

Slide 23 - Quiz

Reading - comprehensive reading
In de volgende slides vind je korte teksten met vragen over de inhoud. 
Je mag natuurlijk gebruik maken van een woordenboek.
TIP: 
Gebruik een papieren woordenboek, dan oefen je het opzoeken van betekenissen. Je wordt dan steeds sneller, daar heb je profijt van bij je examen!

Slide 24 - Diapositive

Welk advies wordt in deze tekst aan Jon gegeven?
Geef aan; juist of onjuist.

Bespreek het probleem met je ouders
click text to zoom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Welk advies wordt in deze tekst aan Jon gegeven?
Geef aan; juist of onjuist.

Laat 's nachts een lampje branden
click text to zoom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Welk advies wordt in deze tekst aan Jon gegeven?
Geef aan; juist of onjuist.

Haal rustgevende medicijnen bij de huisarts
click text to zoom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Welk advies wordt in deze tekst aan Jon gegeven?
Geef aan; juist of onjuist.

Kies een andere vakantiebestemming
click text to zoom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Waarom werd deze brievenbus in Hampstead gesloten volgens dit artikel?
click text to zoom
A
De brievenbus was te laag, daardoor veroorzaakte deze rugproblemen bij postbodes
B
De brievenbus was te laag, daarom was deze altijd overvol.
C
De brievenbus moest zo vaak geleegd worden dat de postbodes er oververmoeid van raakten
D
De brievenbus had scherpe randen, waaraan postbodes zich konden bezeren.

Slide 29 - Quiz

Welke stelling over de hoofdpersonen in de documentaire 'Golden Oldies' is juist volgens deze tekst?
click text to zoom
A
Ze kunnen steeds minder goed tegen alleen zijn
B
Ze leiden een interessanter leven dan veel mensen denken
C
Ze weigeren om naar een verzorgingstehuis te gaan
D
Ze zijn bij elkaar gaan wonen om rond te komen

Slide 30 - Quiz

Wat was de aanleiding voor het agressieve gedrag van kater Lux volgens alinea 1?
click text to zoom
A
Hij werd aangevallen door een hond
B
Hij werd aan zijn staart getrokken
C
Hij werd weggeduwd door zijn baasje

Slide 31 - Quiz

Waar zat de kater toen Lee Palmer 911 belde?
click text to zoom
A
Achter de heg
B
In de slaapkamer
C
Voor de deur van de slaapkamer
D
Voor het slaapkamerraam

Slide 32 - Quiz

Welke bewering over kater Lux is juist volgens alinea 2?
click text to zoom
A
Hij had nooit eerder agressief gedrag vertoont
B
Hij wordt weggegeven
C
Hij zal een spuitje krijgen van de dierenarts
D
Hij zit opgesloten tot er een besluit over hem is genomen

Slide 33 - Quiz

Vocabulary
Last but not least... Nog een aantal opdrachten waarin je aan je vocabulary werkt. Herken je een categorie niet? Zoek deze dan op in de woordenlijsten (zie studiewijzer); daar komen ze allemaal vandaan. 
Controleer jezelf goed; heb je je woorden ook goed geschreven? 

Slide 34 - Diapositive

Noteer zoveel mogelijk, maar minimaal 6, voorbeelden van woorden uit deze categorie:
Family members

Slide 35 - Carte mentale

Noteer zoveel mogelijk, maar minimaal 6, voorbeelden van woorden uit deze categorie:
Days of the week

Slide 36 - Carte mentale

Noteer zoveel mogelijk, maar minimaal 6, voorbeelden van woorden uit deze categorie:
Languages

Slide 37 - Carte mentale

Noteer zoveel mogelijk, maar minimaal 6, voorbeelden van woorden uit deze categorie:
School subjects
(but no languages)

Slide 38 - Carte mentale

That's it for today!

Slide 39 - Diapositive