werkwoordspelling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Algemene informatie

 Spelling en Grammatica

Lesdoel: werkwoordspelling

Werkwoordspelling

Deze les leer je/herhaal je

• Hoe werkwoorden worden vervoegd
• Hoe je werkwoorden schrijft in de tegenwoordige tijd
• Hoe je werkwoorden schrijft in de verleden tijd
• Hoe je werkwoorden schrijft in de voltooide tijd

Wat zijn werkwoorden? 

Sleep alle werkwoorden naar 'Werkwoord' .  De rest sleep je naar   'Geen werkwoord'.

Werkwoord

Geen werkwoord

huis

goede

verhuizen

heb

zijn

hond

tafel

bloempje

Kopje

rood

tent

bijzonder

denken

lopen

spelen

moeten

wil

geeft

voorbeelden van
zomerse werkwoorden

Werkwoorden....

komen in verschillende vormen in een zin voor.
Hoe schrijf je de goede vorm? 

Daarvoor moet je altijd letten op het onderwerp in de zin:
Wie of wat doet iets? Het werkwoord dat daarbij hoort heet de persoonsvorm.

En je moet letten op de tijd waarin de zin wordt geschreven: Nu of in het verleden?

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Jan en Ahmed praten samen over hun vakantieplannen.

1. Jan en Ahmed
2. praten
3. samen
4. vakantieplannen

Wat is het werkwoord in de volgende zin?

Vandaag ga ik met mijn zus naar de markt.

1. Vandaag
2. ga
3. ik
4. naar de markt

Hoeveel werkwoorden heeft de volgende zin?
Zullen wij morgen gaan zwemmen?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Luister en kijk goed naar het filmpje en maak aantekeningen!  Over welke deelonderwerpen wordt uitleg gegeven? Schrijf op.

De tegenwoordige tijd

Nu

Vandaag

Heden

Tegenwoordige tijd:
(komen) Jan en Maryam ........ op visite.

1. kom
2. komt
3. komen
4. kwam

Tegenwoordige tijd
(fietsen) Said ....... om half 9 naar school.

1. fiets
2. fietst
3. fietsen
4. fietste

Tegenwoordige tijd = nu

(varen) De visser _____ het meer op.

1. vaard
2. vaart
3. vaarde
4. vart

Deze week ___ onze keuken gerenoveerd.
(tegenwoordige tijd)

1. word
2. werd
3. wordt
4. werdt

Vinden - Tegenwoordige tijd
Hoe … je zus haar nieuwe school?

1. Vind
2. Vindt
3. Vond
4. Vondt

werkwoordspelling tegenwoordige tijd: wat is goed?

1. hij bediend
2. hij bedient
3. hij bediendt
4. hij bediende

Vervoeg in de tegenwoordige tijd.

1. vind
2. vint
3. vindt
4. vond

Vervoeg in de tegenwoordige tijd.

1. gebruikt
2. gebruikd
3. gebruikte
4. gebruiken

En nu de verleden tijd

In het Nederlands zijn er twee soorten werkwoorden: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden

• Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Bijvoorbeeld lopen --> liepen
• Zwakke werkwoorden houden dezelfde klank, maar er komt  -te(n) of -de(n) achter: maken  --> maakten         vullen --> vul(den)

Welke voorbeelden van sterke werkwoorden ken jij?
Dat zijn dus werkwoorden die van klank veranderen in de verleden tijd.
Typ er zo veel mogelijk in 1 minuut

Welke werkwoordsvorm in de verleden tijd is juist?

Jan en Marijke...... (lopen) gisteren naar school

1. liep
2. liepen
3. loopte
4. loopten

Mijn ouders.... (kijken) niet zo blij toen ik te laat thuis was

1. keken
2. keek
3. kijkten
4. kijkte

Martine ............ (dansen) vorige week heel wild op het feest

1. dansde
2. dansden
3. danste
4. dansten

Sleep de antwoorden naar het juiste vakje.

kochten

zongen

zochten

strijkten

streken

zingden

Wat is de verleden tijd van kopen?

Wat is de verleden tijd van zingen?

Wat is de verleden tijd van zoeken?

Wat is de verleden tijd van strijken?

Sleep de antwoorden naar het juiste vakje.

kochten

zongen

zochten

strijkten

streken

zingden

Wat is de verleden tijd van kopen?

Wat is de verleden tijd van zingen?

Wat is de verleden tijd van zoeken?

Wat is de verleden tijd van strijken?

Vind je het moeilijk?

Kijk dan ook het volgende filmpje. Hetzelfde wordt uitgelegd op een iets andere manier.

Werkwoordspelling

voltooide tijd.......

...... wordt gebruikt als iets af is, klaar is.

Het voltooid deelwoord is geen persoonsvorm, want er moet altijd een andere werkwoord bij: hebben of zijn.

               lopen: ik heb gelopen

               lezen: ik heb gelezen

Welk voltooid deelwoord is goed?

Ik heb de oude vrouw ..... (helpen)

1. geholpen
2. gehelpen
3. gehelpt
4. gehelpd

Welk voltooid deelwoord is goed?

Ik heb de oude vrouw ..... (helpen)

1. geholpen
2. gehelpen
3. gehelpt
4. gehelpd

Herken jij de tijden van de werkwoorden?
Maak de sleepvraag op de volgende dia.

Maak de sleepvraag op de volgende dia.

Verleden tijd

Tegenwoordige tijd

Voltooide tijd

kochten

wassen

helpt

hielp

heeft

waren

geholpen

wordt

geworden

vinden

gevonden

hadden

Wat voor cijfer geef je deze les over werkwoordspelling? Heb je er iets aan gehad?
1 is heel slecht, 10 is heel goed

110

Verder oefenen in Nu Nederlands

Nu Nederlands boek B - werkwoordspelling

• tegenwoordige tijd
• verleden tijd
• voltooide tijd

Extra materiaal

Aan de slag

Pak pen en papier.

Bekijk het volgende filmpje.

Schrijf zelf ook alle voltooid deelwoorden op van de werkwoorden uit de challenge. 

Succes!

lopen

dansen

zwaaien

eten

sporten

halen

wandelen

lachen

knipogen

winnen

gelopen

gedanst

gezwaaide

gegeten

gesport

gehaald

gewandeld

gelachen

geknipoogd

gewonnen

Maak voltooide deelwoorden van deze werkwoorden

Welk voltooid deelwoord is correct?
Ik heb heel hard naar school .... (fietsen)

1. gefietsen
2. gefietsd
3. gefietst
4. gefietste

Welk voltooid deelwoord is correct?

Ik heb drie boeken ..... (lezen)

1. geleest
2. geleesd
3. gelazen
4. gelezen