Signaalwoorden - begrijpend lezen

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 6,7

Lesdoel:

- We leren dat er verbanden in een tekst worden aangegeven door signaalwoorden.

- We leren verschillende soorten tekstverbanden.

Afspraken:

- Je gebruikt jouw Chromebook alleen voor LessonUp.

- Alleen serieuze antwoorden.

- Geef geen antwoord door de hele klas.

- Steek je vinger op wanneer je iets wilt zeggen.

Signaalwoorden

Uitleg:

Signaalwoorden

Zinnen in een tekst hebben met elkaar te maken --> verbanden. 

De zinnen kunnen op verschillende manieren bij elkaar horen.

Signaalwoorden geven een verband aan in een tekst.

Signaalwoorden zeggen veel over een tekst. 

Als je een signaalwoord tegen komt, moet je goed opletten!

Je weet dan dat er in het tweede stukje iets wordt verteld over het eerste stukje. 

Signaalwoorden

QUIZ

Kies het juiste signaalwoord.

Dierendag is leuk voor dieren, want ze worden extra verwend.

1. is
2. extra
3. want
4. voor

Op school leer je allerlei vakken, bijvoorbeeld rekenen, taal en geschiedenis.

1. je
2. Op school
3. allerlei
4. bijvoorbeeld

In de wereld zijn zeven werelddelen, onder andere Noord-Amerika, Afrika en Antartica.

1. onder andere
2. zijn
3. en
4. In de wereld

Maak een zin met het signaalwoord:
MAAR

Verbanden

Het heeft vannacht flink gesneeuwd. Daardoor zijn de wegen glad. 

Daardoor geeft een oorzaak en gevolg aan. 

Oorzaak: Het heeft flink gesneeuwd.

Gevolg: De wegen zijn glad.

QUIZ

Welk verband kan jij in de tekst vinden?

We gaan in de ochtend boodschappen doen en daarna met opa en oma naar de dierentuin.

1. Oorzaak - gevolg
2. Opsomming
3. Uitleg
4. Samenvatting

Ik ben goed in rekenen en toch heb ik een onvoldoende gehaald voor mijn rekentoets.

1. Oorzaak - gevolg
2. Voorwaarde
3. Tegenstelling
4. Probleem - oplossing

Er is al lang geen regen gevallen. Daardoor zijn de bloemen in de tuin doodgegaan.

1. Probleem - oplossing
2. Tijd
3. Voorwaarde
4. Oorzaak - gevolg

Maak een zin met het verband:
OPSOMMING

Signaalwoorden

Opdracht

Je gaat zo de tekst lezen. Hierbij onderstreep je alle signaalwoorden die je kan vinden. 

Je maakt opdracht 1 tot en met 5 bij de tekst.