2hd - Eerste les

Bonjour!
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!

Slide 1 - Diapositive

Programme
  • Jezelf voorstellen
  • Herhalingsquiz
  • On y va: ex. 1, 2, 3

Slide 2 - Diapositive

Je me présente
  • nom
  • âge  
  • ville  
  • ...       

Slide 3 - Diapositive

Wat heb je nodig?
  • Boek
  • Schrift
  • Pen + nakijkpen
  • Laptop met oortjes 

Slide 4 - Diapositive

Weet je het nog?

Slide 5 - Diapositive

Hoe vraag je of je naar de wc mag?
A
Je peux ouvrir la fenêtre?
B
Je peux aller aux toilettes?
C
Je peux utiliser un dictionnaire?
D
Vous avez un stylo pour moi?

Slide 6 - Quiz

jij bent
A
tu as
B
tu es

Slide 7 - Quiz

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 8 - Question de remorquage

dinsdag =
A
mercredi
B
vendredi
C
jeudi
D
mardi

Slide 9 - Quiz

de mobiele telefoon =

Slide 10 - Question ouverte

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 11 - Question de remorquage

Hoe zeg je dat je een broer hebt?

Slide 12 - Question ouverte

treize =
A
13
B
14
C
15
D
16

Slide 13 - Quiz

ik zou graag willen =
A
je voudrais
B
je prends
C
j'ai faim
D
j'ai besoin

Slide 14 - Quiz

aller




Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 15 - Question de remorquage

noteer in cijfers:
quatre-vingt-douze

Slide 16 - Question ouverte


 faire




il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
fait
font
faites
fais
faisons
fais

Slide 17 - Question de remorquage

faire
je fais
tu fais
il fait
elle fait
on fait
nous faisons
vous faites
ils font 
elles font 
doen/maken
ik doe/maak
jij doet/maakt
hij doet/maakt
zij doet/maakt
wij doen/maken, men ...
wij doen/maken
jullie doen/maken, u ...
zij doen/maken (m)
zij doen/maken (v)

Slide 18 - Diapositive

jij hebt
u gaat
zij zijn
ik ben
wij hebben
hij gaat
tu as
nous avons
il va
ils sont
vous allez
je suis

Slide 19 - Question de remorquage

Prenez vos livres!
à la page 10

fais les exercices 1, 2, 3

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive