wk 51: les 2+3

Woensdag 16 december - V1b (online les)
  • 10 minuten stillezen
  • Woord van het Jaar 2020
  • Terugblik: verwijswoorden
  • Aan de slag!

  • 10 minuten stillezen
  • Aan de slag!


timer
10:00
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woensdag 16 december - V1b (online les)
  • 10 minuten stillezen
  • Woord van het Jaar 2020
  • Terugblik: verwijswoorden
  • Aan de slag!

  • 10 minuten stillezen
  • Aan de slag!


timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Vorige les heb je geleerd...
...wat een verwijswoord is.
...wat een antecedent is.

Slide 2 - Diapositive

Deze les ga je...
...verder met het oefenen van verwijswoorden.

Slide 3 - Diapositive

Woord van het Jaar
2019: boomer
2018: blokkeerfries
2017: appongeluk
2016: treitervlogger
2015: sjoemelsoftware

Slide 4 - Diapositive

Woord van het Jaar 2020 nominaties:
  • anderhalvemetersamenleving
  • blokjesverjaardag
  • coronamoe
  • covid
  • covidioot
  • eenzaamheidsvirus
  • fabeltjesfuik
  • hoestschaamte
  • infodemie
  • jojolockdown
  • klimaatwanhoper
  • kuchscherm
  • lockdownfeestje
  • raambezoek
  • racismeknielen
  • stekkergekte
  • testsamenleving
  • uitsluitingscultuur
  • viruswappie
  • zelfquarantaine

Slide 5 - Diapositive

Wat is voor jou het Woord van het Jaar 2020?
anderhalvemetersamenleving
fabeltjesfuik
viruswappie
blokjesverjaardag
coronamoe
hoestschaamte
lockdownfeestje
eenzaamheidsvirus
covidioot
kuchscherm

Slide 6 - Sondage

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Verwijswoorden
  • Ga naar Teams Nederlands
  • Ga naar Class Notebook
  • Noteer waar de onderstreepte verwijswoorden van slide 8 naar verwijzen

Slide 9 - Diapositive

Wat is een antecedent?

Slide 10 - Question ouverte

Verwijswoorden
Verwijswoorden kunnen verwijzen naar:
  • Een woord
  • Een groepje woorden
  • Een hele zin

Dat waar het verwijswoord naar verwijst noem je het antecedent.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Maak de vragen op de volgende slides

over verwijswoorden
slide 13 t/m 22

Slide 13 - Diapositive

In Nederland is de lucht vuil. Dat komt omdat er veel auto’s rijden.

Waar verwijst 'dat' naar?

Slide 14 - Question ouverte

Frank wil graag een nieuwe fiets, maar die is erg duur.

Waar verwijst 'die' naar?

Slide 15 - Question ouverte

Thomas brengt kranten en folders rond. Hij stopt ze heel vroeg in de bus.

Waar verwijst 'hij' naar?
Waar verwijst 'ze' naar?

Slide 16 - Question ouverte

Ik moet mijn verstandskiezen laten trekken en dat valt niet mee.

Waar verwijst 'dat' naar?

Slide 17 - Question ouverte

Iets wat ik niet begrijp, is dat kinderen elkaar pesten.

Waar verwijst 'wat' naar?

Slide 18 - Question ouverte

Hij sprak zichzelf telkens tegen, wat de leraar irriteerde.

Waar verwijst 'wat' naar?

Slide 19 - Question ouverte

Als je oud meubilair kwijt wil, moet je het op straat zetten als er grof vuil wordt opgehaald.
Waar verwijst 'het' naar?

Slide 20 - Question ouverte

Roken kan schadelijk voor je gezondheid zijn: daar kun je kanker van krijgen.

Waar verwijst 'daar...van' naar?

Slide 21 - Question ouverte

Ik wilde vanmiddag nieuwe kleren kopen, maar daar ben ik niet aan toegekomen.

Waar verwijst 'daar...aan' naar?

Slide 22 - Question ouverte

Waarom gebruiken we verwijswoorden?

Slide 23 - Question ouverte

Noteer de verwijswoorden + waar ze naar verwijzen

Slide 24 - Question ouverte

Noteer de verwijswoorden + waar ze naar verwijzen

Slide 25 - Question ouverte

Aan de slag!
  • Ga naar Learnbeat en log in
  • Ga naar Blok 4, 4.5 Lezen, C Verwijswoorden-1
  • Maak vraag 6, 7, 8, 9, 14, 15
  • Maak de oefenlinkjes op de volgende slide
  • Maak de vragen op de volgende slides, over lesdoelen.

Slide 26 - Diapositive

Lesdoel behaald? Ik weet wat een verwijswoord is.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik weet wat een antecedent is.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik weet welke vraag ik moet stellen om het antecedent te vinden.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz

Einde van deze les
Goed gedaan!

Je mag nu verder lezen in je leesboek

Slide 31 - Diapositive