Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
balans naar balans h5 quiz
balans naar balans h5 quiz
1 / 23
suivant
Slide 1:
Diapositive
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
23 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
balans naar balans h5 quiz
Slide 1 - Diapositive
Planning
20 maart: Quiz over begrippen
27 maart: Toets hoofdstuk 4
Slide 2 - Diapositive
Wat zijn afschrijvingskosten
A
Geld dat van je bankrekening afgaat
B
Waardevermindering van duurzame producten
C
Waardevermindering van niet-duurzame producten
D
Het terugbetalen van een investering in kleine stukjes.
Slide 3 - Quiz
Behalve loonkosten zijn er nog andere bedrijfskosten.
Wat zijn GEEN bedrijfskosten?
A
het elektriciteitsverbruik van een automaat
B
de huur van het pand
C
inkoop van hamburgers
D
salaris van de werknemers
Slide 4 - Quiz
Hoe bereken je de brutowinst?
Brutowinst = ...
A
Inkoopwaarde - Omzet
B
Omzet - Bedrijfskosten
C
Omzet + Winst
D
Omzet - Inkoopwaarde
Slide 5 - Quiz
Te betalen btw is de btw die......
A
je als bedrijf voor de inkoop hebt betaald en nu moet betalen aan de fiscus.
B
Wat je als bedrijf terug krijgt van de fiscus
C
je als bedrijf hebt ontvangen en nu moet betalen aan de fiscus.
D
Wat je als consument aan de fiscus moet betalen
Slide 6 - Quiz
Eigen vermogen is:
A
Eigen geld + bezittingen
B
Bezittingen - schulden
C
Bezittingen + schulden
D
Vaste activa - vreemd vermogen lang
Slide 7 - Quiz
Wat is de definitie van het begrip: financieringsplan
A
Het bedrag waarvoor de ondernemer de goederen zelf heeft ingekocht
B
Een overzicht van alle verwachte kosten opbrengsten
C
Het plan dat uitlegt hoe het bedrijf aan het geld komt om te kunnen starten
D
De schulden van het bedrijf
Slide 8 - Quiz
Inkoopwaarde van de omzet is:
A
De waarde van de eindvoorraad
B
De bulkvoorraad
C
De waarde van de inkopen
D
Het totaal aantal artikelen verkocht tegen inkoopprijs
Slide 9 - Quiz
Wat is het doel van een investeringsbegroting?
A
Een overzicht maken van alle uitgaven en ontvangsten die je in een toekomstige periode moet doen
B
Zicht krijgen op wat er nodig is om de onderneming te starten en hoeveel geld daarvoor nodig is
C
Een overzicht maken van de opbrengsten en kosten in een toekomstige periode
D
Het regelen van de administratie van de onderneming
Slide 10 - Quiz
De nettowinst is de...
A
afzet x verkoopprijs
B
Verkoopwaarde - inkoopwaarde
C
Totale omzet - inkoopwaarde
D
Brutowinst - bedrijfskosten
Slide 11 - Quiz
Een onderdeel van het totaal vermogen is het langlopend vreemd vermogen.
Welke schulden horen bij het langlopend vreemd vermogen?
A
Schulden die een looptijd hebben van meer dan een jaar
B
Schulden die ontstaan zijn door lang rood staan
C
Schulden die je bij familie en kennissen hebt uitstaan
D
Schulden die je binnen een jaar moet afbetalen
Slide 12 - Quiz
Door de inkoop van goederen neemt de voorraad goederen toe met de inkoopwaarde exclusief btw.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Inkoop voorraad goederen à 784,- . De betaling vindt later plaats. De balansmutatie wordt
A
Voorraad + 784 Debiteuren + 784
B
Voorraad + 784 Debiteuren - 784
C
Voorraad + 784 Crediteuren + 784
D
Voorraad + 784 Crediteuren - 784
Slide 14 - Quiz
De rekening voorraad goederen is een rekening van bezit en deze neemt bij verkoop...?
A
Toe
B
Af
Slide 15 - Quiz
Crediteuren zijn
A
Leveranciers aan wie je nog moet betalen
B
Klanten van wie je nog geld krijgt
C
Leveranciers die je altijd contant betaalt
D
Klanten die jou altijd contant betalen
Slide 16 - Quiz
Een crediteur is een:
A
Klant
B
Leverancier
C
Vriend
D
Verkoper
Slide 17 - Quiz
Een crediteur is een:
A
Bezitting
B
Schuld
Slide 18 - Quiz
Een debiteur is een:
A
Bezitting
B
Schuld
Slide 19 - Quiz
Wat is een debiteur ?
A
Iemand waar we nog geld van krijgen
B
Een schuldeiser
C
Iemand aan wie we nog geld moeten betalen
D
Iemand die een lening heeft verstrekt
Slide 20 - Quiz
Wat zijn liquide middelen?
A
Bank en kas
B
Debiteuren, bank en kas
C
Crediteuren, hypotheek en voorraad
D
Voorraad , bank en kas
Slide 21 - Quiz
Wat zijn vaste activa ?
A
Bezittingen die korter dan één jaar meegaan, bijv. voorraden en debiteuren
B
Schulden die korter dan één jaar meegaan, bijv. voorraden en debiteuren
C
Schulden die langer dan één jaar meegaan, bijv. een bedrijfspand en inventaris
D
Bezittingen die langer dan één jaar meegaan, bijv. een bedrijfspand en inventaris
Slide 22 - Quiz
Vlottende activa is:
A
De betaalmiddelen van een onderneming, zoals de bank en kas.
B
Alle bezittingen van een onderneming die langer dan één jaar meegaan.
C
Een overzicht van de bezittingen, het eigen vermogen en de schulden
D
Alle bezittingen van een onderneming die korter dan één jaar meegaan
Slide 23 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Pww4 H4 + 5
Juin 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
H2 Balans, W&V, liquiditeit
Septembre 2024
- Leçon avec
26 diapositives
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
leuke oefenvragen balans, verz. etc.
Mai 2022
- Leçon avec
14 diapositives
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
herhaling
Novembre 2023
- Leçon avec
10 diapositives
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Hoofdstuk 4 - oefentoets
Novembre 2023
- Leçon avec
21 diapositives
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Les 1 4H Beco de beginbalans + veranderingen op de balans
Avril 2023
- Leçon avec
21 diapositives
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Lessenreeks les 1
Juin 2022
- Leçon avec
17 diapositives
Bedrijfseconomie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Formatieve toets H4 en H5
Décembre 2023
- Leçon avec
15 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3