werkwoordspelling 4B



Werkwoordspelling
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon



Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Werkwoordspelling
Lesdoel:
Je kunt werkwoorden als persoonsvorm (pv) goed spellen.
Je kan dit in de tegenwoordige tijd (tt) en in de verleden tijd (vt).
Je kunt een voltooid deelwoord (vd) goed spellen.

Slide 2 - Diapositive

Vormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Persoonsvorm verleden tijd 

Voltooid deelwoord 

 Infinitief (hele werkwoord) 




Slide 3 - Diapositive

Belangrijke vraag

Voor een goede werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:


Heb ik te maken met een persoonsvorm?

Slide 4 - Diapositive

Waarom?

Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar:


Hij verwarm.. het huis.


Hij heeft het huis verwarm..

Doe de loopcheck!

Slide 5 - Diapositive

Hoe herken je de pv?

De pv past zich aan het onderwerp aan:


Ik neem een Big Mac.

Neem jij een Big Mac?

Jij neemt een Big Mac.

Hij neemt een Big Mac.

Wij nemen een Big Mac.

Slide 6 - Diapositive

Hoe herken je de pv?

De pv verandert van tijd:             

                              

Ik neem een Big Mac.                                 Ik smul ervan.

Ik nam een Big Mac.                                    Ik smulde ervan.


Sterk werkwoord, want                              Zwak werkwoord, want

het verandert van klank.                            het verandert niet van
                                                                          klank.

Slide 7 - Diapositive

Hoe spel je de persoonsvorm?

In de volgende twee overzichtjes zie je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd moet spellen.

Slide 8 - Diapositive


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Let op:
Hieronder volgen een aantal filmpjes met betrekking tot werkwoordspelling.

Bekijk alle filmpjes goed. Dit zal veel duidelijkheid geven! 
Het gaat over 't sexy fokschaap en het verschil tussen de stam en ik-vorm

Slide 11 - Diapositive



Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

de(n) of te(n)?

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't ex-kofschip.


  1. hele werkwoord -en  = stam branden / surfen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: brand / surf
  3. nee: de(n): de(n)
  4. ja: te(n): te(n)
  5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 15 - Diapositive

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen


  1. hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 16 - Diapositive

Sterke werkwoorden

Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed 

(en je gebruikt de 'gewone' spelregels, zoals de langmaakregel!).



Slide 17 - Diapositive

             Even oefenen!

Slide 18 - Diapositive

pv-tt

Slide 19 - Diapositive

pv-vt

Slide 20 - Diapositive

Maken:

H1 taalverzorging; bladzijde 31

Opdracht 9 t/m 15

Inleveren via Its'learning

Slide 21 - Diapositive

Kun je de werkwoordsvormen nu goed spellen?
Geef jezelf een cijfer van 1 tot 10.

Slide 22 - Diapositive