Gramm: taalkundig Blok 1 (3/3)

• NL
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom!

Wat gaan we doen?

- Terugblik (3')

- Lesdoelen doornemen (2')

- Instructie (5')

- Zelf aan de slag (20')

- Nieuwsquiz (Kahoot) (10')

- Evaluatie (3')

Terugblik

Wat hebben de vorige les gedaan?

Hij wast zich.
hij =

1. wederkerend vnw
2. bez vnw
3. pers vnw

Die telefoon is van hem.
hem =

1. pers vnw
2. bez vnw
3. wederkerend vnw

Wij hebben ons vergist.
ons =

1. pers vnw
2. bez vnw
3. wederkerend vnw

Lesdoelen

Aan het eind van deze les...

• ... kun je uitleggen wat een wederkerig voornaamwoord is en dit benoemen in een zin.
  
• .... kun je het verschil uitleggen tussen het wederkerend en wederkerig voornaamwoord.

Wederkerig voornaamwoord

• Het woordje elkaar.
  

• Je hebt meerdere mensen nodig om dit woord te gebruiken.  
  

       >   Ik geef elkaar een hand.  FOUT!

       >   Wij geven elkaar een hand.

• Het verwijst dus ALTIJD naar meerdere personen!!
  

Wat is het belangrijkste verschil tussen een wederkerend en wederkerig voornaamwoord?

Leerlingen hebben steeds minder oogcontact met elkaar.

1. Deze zin heeft een persoonlijk voornaamwoord.
2. Deze zin heeft een bezittelijk voornaamwoord.
3. Deze zin heeft een wederkerend voornaamwoord.
4. Deze zin heeft een wederkerig voornaamwoord.

Ik kan me geen beter rapportcijfer wensen.
me=

1. pers vnw
2. bez vnw
3. wederkerig vnw
4. wederkerend vnw

Zij geven elkaar een cadeau.
elkaar =

1. wederkerig vnw
2. wederkerend vnw
3. pers vnw
4. bez vnw

Woordsoorten

• Pers. vnw. = woorden die in plaats van een persoon of groep personen staan (Bijv.: hij, ik, jij, jullie)
• Bez. vnw. = geven een bezit aan (staan VOOR het znw)
  

• Wederkerend vnw. = horen bij een wederkerend werkwoord (Bijv.: zich vergissen -> ik vergis me)
  
• Wederkerig vnw = elkaar
  

Zelf aan de slag!

- Maak opdracht 15 en 16 (blz. 26).

- Eerste 10 min. in stilte, daarna mag je zachtjes overleggen.

- Klaar? Kijk je werk na!

Had je (bijna) alles goed? 

--> Maak opdr. 17 (blz. 26)

--> Maak de plusopdrachten (paars)

Had je meer dan 4 foutjes in de opdrachten?

-->  Af? Maak de extra oefeningen (blauw)

-->  Af? Maak één van de plusopdrachten

Extra oefeningen

1.  Bestudeer nogmaals de theorie op blz. 25, 26 en 27 of bekijk het    instructiefilmpje over het bez. vnw  of  het wederkerend en wederkerig vnw.

2. Maak daarna één of meer van de volgende oefeningen:

     - Oefening bezittelijk vnw                    - Oefening pers. vnw & bez. vnw

     - Oefening wederkerend vnw 1          - Oefening wederkerend vnw 2

     - Oefening wederkerend vnw 3         - Oefening wederkerig vnw

4. Af?  Ga verder met de plusopdracht (paars).

Plusopdracht

Stap 1 -> Je hebt geleerd dat een wederkerend voornaamwoord altijd in combinatie voorkomt met een wederkerend werkwoord. Je hebt zowel verplichte als niet-verplichte wederkerende werkwoorden. Zoek uit wat het verschil is en noem bij elk een voorbeeld.  Laat je antwoord eerst door mij nakijken.

Stap 2 -> Wanneer hoort het wederkerend voornaamwoord wél bij het gezegde (grammatica zinsontleding) en wanneer niet? Indien het geen wederkerend vnw. is, hoe benoem je het dan?

Hoe ging het...?

Zijn de doelen behaald?

Snap je nu wat het verschil tussen een wederkerend en een wederkerig voornaamwoord?