Frans H3

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Herhaling hoofdstuk 3

gemaakt door: Isabeau

Inhoud

- Voca
-  Zinnetjes
- aanwijzend vnw
- pouvoir/vouloir
- avoir/être/1 ww op [p.c] [présent, er]

Wat betekent dépenser in NL?

1. sorry
2. eigen
3. uitgeven
4. minder

de mode

61

91

de broek

het winkelcentrum

la mode

soixante-et-un

quatre-vingt-onze

le pantalon

le centre commercial

la rue

1. de straat
2. de trui
3. vreselijk
4. eigen

assez

1. niets
2. de grap
3. vreselijk
4. genoeg

l'hiver m

1. de winter
2. de maand
3. lelijk
4. verslaafd

accro

1. de winkel
2. de appel
3. verslaafd
4. sorry

Ou est ce que tu veux acheter?
Hier staat een goed geschreven: wat wil je kopen in het frans?

1. waar
2. niet waar

Wat moet wat wil je kopen in het Frans dan wel zijn?

Il coute combien?

Soixante-dix euros.

C'est cher.

Ou'est-ce que elle aime porter?

Hoeveel kost het?

Zeventig euro.

Dat is duur.

Wat vind zij leuk om te dragen.

Aanwijzen voornaamwoord

In het frans heb je net zoals in het Nederlands aanwijzende voornaamwoorden (die, dat, deze, dit). In het Frans zijn die, deze, dit en dat ce, cet, cette en ces. Wanneer je welke vorm gebruikt zie je in de foto hiernaast.

Ces/ce/cette/cet homme porte un pull?

1. cet
2. ce
3. ces
4. cette

Je préfère ces/cet/ce/cette marque.

1. ce
2. cette
3. ces
4. cet

Tu aimes ce/cet/cette/ces style?

1. cette
2. ces
3. cet
4. ce

J'achète ces/cet/ce/cette modèles.

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

pouvoir, vouloir, avoir, être (p.c en présent.)

Pouvoir en vouloir zijn onregelmatige werkwoorden. Eigenlijk moet je ze er gewoon in stampen hetzelfde geldt voor avoir en être. Bij de p.c moet je gewoon een werkwoord van avoir vervoegen samen met een ander werkwoord bijvoorbeeld: j'ai parlé. Dus je moet het vervoeg afhankelijk van het woord dat er voor staat net zoals bij de présent alleen doe je dan dit nous parlons.

Tu veux

nous pouvons

j'aime

je suis

j'ai

ik hou van

ik ben

ik heb

wij kunnen/mogen

jij wilt

Ik snap alles!

😒🙁😐🙂😃