V4 les 3 herhalen en oefenen

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

A.
Sint liep te denken
Wat moest hij jou schenken
Een boek of een bon
Of een flesje lotion?
B.
Sint liep te denken,
Een boek of een bon
Of een flesje lotion,
Wat moest hij jou schenken?
C.
Sint liep te denken
Een boek of een bon
Wat moest hij jou schenken
Een flesje lotion?
gepaard rijm
omarmend rijm
gekruist rijm
abab
aabb
abba

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De man uit Waddinxveen,
woont zijn hele leven al alleen.
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Eindrijm
D
Beginrijm

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De mUIs gaat naar hUIs.
(Het gaat om de 2x ui)
A
alliteratie
B
assonantie
C
middenrijm
D
binnenrijm

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke zinnen is sprake van mannelijk rijm?
A
Dikkertje Dap Klom op de trap
B
's morgens vroeg om kwart over zeven, om de giraf een klontje te geven
C
Ik kan ook al bijna rekenen! Ik kan mooie poppetjes tekenen!
D
Denk je dat de grond van Artis. Als ik neerkom, heel erg hard is

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke zinnen is sprake van
glijdend rijm?
A
Dikkertje Dap Klom op de trap
B
's morgens vroeg om kwart over zeven, om de giraf een klontje te geven
C
Ik kan ook al bijna rekenen! Ik kan mooie poppetjes tekenen!
D
Denk je dat de grond van Artis. Als ik neerkom, heel erg hard is

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de juiste benamingen van de verschillende vormen van rijm?
A
gepaard, gearmd, gevlochten
B
gepaard, gekruist, omarmend
C
gepaard, gesprongen, gebroken
D
gepaard, versprongen, gearmd

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel regels heeft een sonnet?
A
12
B
14
C
16
D
18

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen term voor de tegenstelling die volgt in een sonnet, na regel acht?
A
pointe
B
volta
C
wende
D
chute

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen we een strofe van drie versregels?
A
kwatrijn
B
distichon
C
sextet
D
terzine

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit hoeveel lettergrepen bestaat een haiku?
A
17
B
15
C
13
D
19

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit hoeveel versregels bestaat een kwatrijn?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zit er in de eerste versregel van een limerick?
A
daar zijn geen regels voor
B
een hoofdpersoon en plaats
C
een woordgrap
D
een schunnige grap

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit hoeveel regels bestaat een limerick?
A
4
B
6
C
5
D
7

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit welk land is het sonnet afkomstig?
A
Italië
B
Engeland
C
Westeros
D
Spanje

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een pointe?
A
een soort metrum
B
een ander woord voor chute
C
een refreinregel
D
een grappig slotakkoord

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Traditionele gedichten herkennen we aan (meer mogelijk):
A
regelmatige strofebouw
B
duidelijk rijmschema
C
onderwerp is liefde
D
vaste zinslengte

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kenmerken van poëzie zijn:
A
beknoptheid
B
meerdere personen aan het woord
C
momentopname
D
bepaalde regellengte en opbouw in strofen

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een vrij vers heeft:
A
afwijkende zinslengtes
B
veel regelmaat
C
een rijmschema
D
veen stijlfiguren

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een epigram was een populaire dichtvorm in
A
middeleeuwen
B
20ste eeuw
C
renaissance
D
21ste eeuw

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Haiku voorbeeld

een - man - met - rood - haar

zet - streep - jes - in - zijn - ge - zicht

op - een - doek - vol - kleur

Slide 22 - Diapositive

Bespreek vervolgens de opbouw van het gedicht: drie regels, met schema 5 - 7 - 5. Vertel dat het bij haiku's gaat het om het aantal lettergrepen, niet om het aantal woorden. Sta eventueel nog even stil bij het afbreken van woorden, en hoe iets soms anders kan klinken dan je het meestal schrijft: 'stree - pjes' vs. 'streep - jes'.
Maak bij dit schilderij
van Van Gogh
jouw haiku

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions