H2J 26 november 2018

H2J - Grammatica
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2J - Grammatica

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Herhalen zinsontleding
  • Uitleg woordsoorten
  • Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Vul de zin aan met een voorzetselvoorwerp:
Op het bouwterrein zoeken archeologen.....

Slide 3 - Question ouverte

Vul de zin aan met een voorzetselvoorwerp:
Je moet je cijfers niet altijd maar vergelijken ….

Slide 4 - Question ouverte

Vul de zin aan met een voorzetselvoorwerp:
Waarom schamen jullie je eigenlijk …..

Slide 5 - Question ouverte

Leg in je eigen woorden uit wat een voorzetselvoorwerp is.

Slide 6 - Question ouverte

Oefenen
1. In de supermarkt heeft Sint alle kleuters in hun schoen een cadeautje gegeven.

2. Op Eliannes zus schijnt Bas stiekem al enkele jaren een beetje verliefd te zijn.

3. Aan jouw irritante gedrag heb ik me behoorlijk geërgerd. 
timer
10:00

Slide 7 - Diapositive

Woordsoorten
Werkwoordstijden

Slide 8 - Diapositive

Speelt de volgende zin zich af in het verleden, in het heden of in de toekomst: Gaat Bertus de boerderij van zijn vader overnemen?
A
Verleden
B
Heden
C
Toekomst
D
Geen van deze antwoorden

Slide 9 - Quiz

Speelt de volgende zin zich af in het verleden, in het heden of in de toekomst: De eigenaar van de cafetaria drinkt een lekker kopje cappuccino?
A
Verleden
B
Heden
C
Toekomst
D
Geen van deze antwoorden

Slide 10 - Quiz

Speelt de volgende zin zich af in het verleden, in het heden of in de toekomst: Ben jij naar Madurodam geweest?
A
Verleden
B
Heden
C
Toekomst
D
Geen van deze antwoorden

Slide 11 - Quiz

Speelt de volgende zin zich af in het verleden, in het heden of in de toekomst: Nienke zal haar opleiding in Rotterdam vervolgen?
A
Verleden
B
Heden
C
Toekomst
D
Geen van deze antwoorden

Slide 12 - Quiz

Werkwoordstijden
Er zijn 8 werkwoordstijden:
  1. Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
  2. Onvoltooid verleden tijd (ovt)
  3. Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
  4. Voltooid verleden tijd (vvt)
  5. Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
  6. Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
  7. Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
  8. Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)

Slide 13 - Diapositive

Stappenplan
1. Staat er een vorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn in de zin? Ja? V        Nee? O
2. Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd? TT? T        VT? V
3. Staat er een vorm van zullen in de zin? Ja? T 
Nee? Dan schrijf je niets op
4. Zet op de laatste plaats een T. 

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag
Huiswerk voor dinsdag 27 november:
Maken opdr. 1 blz. 61

Slide 15 - Diapositive