word order & adverbs of frequency (hoe-vaak woordjes) Unit 5 Lesson 5

In deze LessonUp leer je meer over de  woordvolgorde 
in Engelse zinnen. 

Bekijk eerst de video, neem daarna de slides goed door 
en maak de oefeningen.

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

In deze LessonUp leer je meer over de  woordvolgorde 
in Engelse zinnen. 

Bekijk eerst de video, neem daarna de slides goed door 
en maak de oefeningen.

Slide 1 - Diapositive

0

Slide 2 - Vidéo

Word order > zin maken
In het Engels moet je dit ezelsbruggetje aanhouden om zinnen te maken:
"wie doet wat waar wanneer"




John plays football in Joure on Saturdays.
Jenny is rehersing with her band at the local café.
The children play boardgames every weekend.
The car has broken down in the middle of nowhere two weeks ago.
Zoals je ziet, hoeft niet elke zin altijd alle onderdelen te hebben. 

wie
doet
wat/hoe
waar
wanneer
persoon, dier
of ding
alle werkwoorden
wat doet de persoon, het dier en het ding? of met hoe? of met wie?
locatie
jaar, seizoen, maand, dag, tijd, moment

Slide 3 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde:
my parents
church
go
to
every Sunday

Slide 4 - Question de remorquage

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 7 - Question de remorquage

Zet in de juiste volgorde:
love
at bedtime
reading a book
in my room
I

Slide 8 - Question de remorquage

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 9 - Question de remorquage

Zet in de juiste volgorde:
every day
a lot
eat
my cat
and my cog

Slide 10 - Question de remorquage

Adverbs of frequency
woorden die aangeven hoe vaak je iets doet

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

De bijwoorden van frequentie 
(bv. always, usually, regurlarly, sometimes, rarely, seldom, never) staan voor het werkwoord.

Behalve .............

Slide 13 - Diapositive

Bij het werkwoord : to be
Am/ is/ are/ was/ were zetten 
we het bijwoord  achter het werkwoord

He is never late
She was always happy

Slide 14 - Diapositive

Waar staan deze woorden in een zin?

Slide 15 - Diapositive

Word order > "hoe vaak"-woordjes
"Hoe vaak"-woordjes geven in de zin aan hoe vaak iets gebeurt.
Denk aan woorden als: ALWAYS (=altijd), NEVER (=nooit), 
SOMETIMES (=soms), OFTEN (=vaak) en USUALLY (=meestal).

"Hoe vaak"-woordjes zet je VOOR het belangrijkste werkwoord in de zin.
Let op!
Bij de werkwoorden am/is/are/was/were zet je "hoe vaak"-woordjes ACHTER het werkwoord.

He always drives to work .
We are never late for class.
Dolphins often swim in front of a ship.

Slide 16 - Diapositive

Choose the sentence with the correct word order.
A
We are never in a position to complain.
B
We never are in a position to complain.

Slide 17 - Quiz

Choose the sentence with the correct word order.
A
Have ever you read a novel by J.R.R. Tolkien?
B
Have you read ever a novel by J.R.R. Tolkien?
C
Have you read a novel by J.R.R. Tolkien ever?
D
Have you ever read a novel by J.R.R. Tolkien?

Slide 18 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
give
never
presents
at Christmas
we

Slide 19 - Question de remorquage

Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.

Slide 20 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
going out
are
often
my friends
on Saturdays

Slide 21 - Question de remorquage

Choose the sentence with the correct word order.
A
Who gives never a straight answer?
B
Who gives a straight answer never?
C
Who never gives a straight answer?
D
Who gives a straight never answer?

Slide 22 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
always
at night
in the hospital
works
Peter

Slide 23 - Question de remorquage

Nu gaan we aan de slag in het boek!



Unit 5 Lesson 5 Ex. 5+6+8

Slide 24 - Diapositive