Leestekens

Leestekens
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leestekens

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

- Je weet wanneer je een komma gebruikt.
- Je weet wanneer je een dubbele punt gebruikt. 
- Je weet wanneer je aanhalingstekens gebruikt. 

Je kunt alle drie de leestekens goed toepassen in je leeservaring (fictieopdracht)

  

Slide 2 - Diapositive

De komma 
Wat gaat hier mis? 


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Dubbele punt 
Wanneer gebruik je een dubbele punt? 

Slide 5 - Diapositive

Aanhalingstekens
Wanneer gebruik je ze? 

Slide 6 - Diapositive

De komma 
Je gebruikt een komma: 
- Tussen twee persoonsvormen. 
   Toen we naar Den Haag gingen, reisden we met de trein. 

- Voor voegwoorden als maar, nadat, omdat, terwijl, want, dus, zodra, zodat.
   Mariah is gek op lezen, maar haar broer Lesley gaat liever skaten

Slide 7 - Diapositive

- Voor en na een deel dat niet zelfstandig kan staat.
 De tweedeklassers, die (allemaal) te laat waren gekomen, kregen straf.
De tweedeklassers die te laat waren gekomen, kregen straf.
- Tussen delen van een opsomming maar NIET voor EN. (en ook niet voor OF)
   We aten Grieks, pannenkoeken en een heerlijke lunch. 

Slide 8 - Diapositive

Dubbele punt 
Je gebruikt een dubbele punt: 
- Voor een aangekondigde opsomming. 
   Tijdens mijn vakantie bezocht ik drie steden: Den Haag, Delft en Rotterdam.
- Voor de directe reden of een citaat.  
   Mijn zoontje zei: 'Legoland is het leukste land dat er bestaat'. 
- Als het tweede deel van een zin een verklaring vormt bij het eerste deel.
   Ik had 's avonds pijn aan mijn voeten: we liepen 15.000 stappen.

Slide 9 - Diapositive

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens: 
- Bij directe rede of een citaat. 
   'Mag ik mijn schep meenemen naar het strand?' vroeg mijn zoontje blij. 
- Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis.
   Mijn zoontje gebruikt het woord 'gaat' als hij een gat graaft.  
- LET OP: Bij indirecte rede en gedachten gebruik je GEEN aanhalingstekens.
   Ik dacht bij mezelf: ik moet de les voor maandag nog voorbereiden. 
  De kinderen vroegen of hij mee naar Legoland gaat.

Slide 10 - Diapositive

:
Bij directe rede of een citaat.
Tussen twee persoonsvormen.

Tussen delen van een opsomming.
Als het tweede deel van de zin een verklaring is.

Slide 11 - Question de remorquage

Verbeter de zin:

als je naar zee gaat zie je meeuwen vliegen

Slide 12 - Question ouverte

Verbeter de zin:

hoe was je vakantie vroeg hij aan haar

Slide 13 - Question ouverte

Huiswerk
Opdracht 1 en 2 en 3 pagina 251. 

Slide 14 - Diapositive

Bedankt!

Slide 15 - Diapositive