Leesvaardigheid: Signaalwoorden en tekstverbanden

Signaalwoorden – je kunt ze beschouwen als de verkeersborden van je tekst
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Signaalwoorden – je kunt ze beschouwen als de verkeersborden van je tekst

Slide 1 - Diapositive

Signaalwoorden
Signaalwoorden geven de lezer een seintje dat een zin of een alinea: 
  • een opsomming, 
  • een tijdsvolgorde
  • een voorbeeld
geeft.      
Door signaalwoorden kun je de tekst beter begrijpen en kun jij zelf betere teksten schrijven.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoorden 

  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en/of alinea’s

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden

Slide 5 - Diapositive

Tijd
voordat, nadat, eerst, daarna, vervolgens, wanneer, vroeger.

Voordat hij naar school gaat, poetst hij zijn tanden. 

Slide 6 - Diapositive

Opsomming
en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Ik hou van voetbal: ten eerste is het gezond, ten tweede ben je lekker buiten en je werkt samen aan de overwinning. 

Slide 7 - Diapositive


Voorbeeld/ toelichting
een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Mijn broer speelt graag games, zoals Call of Duty en GTA. 

Slide 8 - Diapositive

Oorzaak – gevolg
door, doordat, waardoor, te danken aan

Ik was veel te laat voor de les, doordat mijn zus de badkamer bezet hield en ik op haar moest wachten.

Oorzaak = wachten op zus
Gevolg = te laat in de les

Slide 9 - Diapositive

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e), maar

Deze vakantiebestemming is oké, maar vind ik de vorige bestemming veel leuker!

Slide 10 - Diapositive

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van, zodat

Zij leert elke avond voor haar autotheorie, zodat ze haar rijbewijs snel haalt. 

Doel = rijbewijs halen. Middel = elke avond leren

Slide 11 - Diapositive

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers.

Ik hou van honden, omdat ze goed luisteren en je ze dingen kunt leren. 

Slide 12 - Diapositive

Voorwaarde
Als... dan..., wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Als je goed luistert, dan weet je wat hij bedoelt. 

Slide 13 - Diapositive

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Kortom, signaalwoorden en tekstverbanden zijn niet zo ingewikkeld als veel leerlingen vaak denken. 

Slide 14 - Diapositive

Oefenen; onthoud jouw score

Slide 15 - Diapositive

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen.
B
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
C
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 16 - Quiz

'verder' is een signaalwoord van opsomming.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat is/ zijn een signaalwoord(en) van: opsommend verband?
A
Ten eerste
B
Bijvoorbeeld
C
Zo
D
tenslotte

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 19 - Quiz

wat is een signaalwoord van: OPSOMMING
A
ook
B
maar
C
al met al
D
zoals

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo

Slide 21 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijdsvolgorde'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 22 - Quiz

Uitslag
0 fout = alles begrepen!
1 en 2 fouten = bijna alles begrepen :)
3 of meer fouten= nog extra oefenen

Slide 23 - Diapositive

Aan de slag!
Wat? NN H2 blz. 40 t/m 45 maken: start, 1, 2, 3 (kader), 4 (basis)
Hoe? Nieuw Nederlands leerwerkboek en schrift
Tijd? 30/40 minuten + vanmiddag afronden
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar? Tekstverbanden oefenen via eindexamensite.nl

Slide 24 - Diapositive

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

maar

  slecht

Slide 25 - Question de remorquage

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 26 - Question de remorquage

Aan de slag!
Wat? NN cursus 1 §2 opdracht 5 t/m 8 + cursus 1 §5 opdracht 1 t/m 7
Hoe? Nieuw Nederlands leerwerkboek en schrift
Tijd? 30/40 minuten + vanmiddag afronden
Hulp? Je gaat zelfstandig aan de slag. Bij vragen kom ik langs. 
Klaar? NN online cursus 7 §9 en cursus 7 §10 maken

Slide 27 - Diapositive

Aan het eind van de les
  • Weet je wat tekstverbanden zijn
  • Weet je wat signaalwoorden zijn
  • Weet je hoe belangrijk signaalwoorden zijn
  • Ken je minimaal 3 signaalwoorden bij de verschillende tekstverbanden
  • Weet je welke onderdelen jij nog extra gaat oefenen/ leren
  • Kun je gerichte acties benoemen om deze doelen alsnog te behalen: extra uitleg vragen, extra oefenen, herhalen van de leerstof, goed leren, enz.
  • Heb je tijdens de les goede inzet, concentratie en motivatie getoond om de lesstof te beheersen



Slide 28 - Diapositive

Welke gerichte acties ga jij doen om deze doelen alsnog te behalen?
extra uitleg
extra oefenen
herhalen van de leerstof
goed leren
geen, want ik beheers de doelen al

Slide 29 - Sondage

Hoe scoor je jouw inzet deze les?
0100

Slide 30 - Sondage

Vragen?
Alles is duidelijk, ik weet wat ik moet doen
Ik heb nog een vraag, namelijk ...

Slide 31 - Sondage

Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
Terwijl
B
Daarnaast
C
Toch
D
Bovendien

Slide 32 - Quiz

Dus dit was de herhaling over tekstverbanden.
Wat is het tekstverband?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
conclusie
D
opsomming

Slide 33 - Quiz

" Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden."
Wat is het tekstverband?
A
tegenstelling
B
conclusie
C
voorbeeld
D
opsomming

Slide 34 - Quiz

Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.
Wat is het tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 35 - Quiz

Tekstverbanden, het signaalwoord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
uitleggend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 36 - Quiz