Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Les 25 VWO 1
4.2: Op het Domein
Hoe was de agrarische samenleving georganiseerd?
Slide 1 - Diapositive
Vandaag
bespreken opdracht 4 en 8 van 4.1
4.2 op het Domein
Slide 2 - Diapositive
welke bron is uiteindelijk het meest betrouwbaar?
bron w2
bron w3
Slide 3 - Sondage
4.2: op het Domein
hoe was de agrarische samenleving georganiseerd?
Slide 4 - Diapositive
Wat weet je van de vorige les?
Slide 5 - Carte mentale
Leg het leenstelsel of feodalisme uit.
Slide 6 - Carte mentale
Wat past niet bij het feodalisme?
A
Koning regeert in het hele land
B
Leenmannen lenen van de leenheer
C
De koning krijgt hulp bij het bestuur
D
Leenmannen helpen de leenheer
Slide 7 - Quiz
Voordeel leenstelsel= land makkelijker bestuurbaar.
Nadeel leenstelsel= de leenmannen gaan het stukje leen ook verdelen onder achterleenmannen.
Slide 8 - Diapositive
Zet de namen op de juiste plek
Leenheer
Leenstelsel
Leenman
Achterleenman
Slide 9 - Question de remorquage
Het voordeel van het feodalisme is dat...
A
Dat de koning nu een groot land kan besturen
B
Dat de koning een groot leger heeft
C
Dat de koning geen geld nodig heeft
D
Dat de koning nu heel rijk wordt
Slide 10 - Quiz
Het nadeel van het feodalisme is dat....
A
de koning zijn geleende land niet meer terugkrijgt
B
de koning een deel van zijn macht weggeeft
C
de koning heel arm wordt
D
zijn ambtenaren moet ontslaan
Slide 11 - Quiz
Het domein
Een domein was het landgoed van de heer: een koning, edelman of bisshop. Hete werd bewerkt volgens het hofstelsel.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Domein opgedeeld in twee stukken. Op een deel stond het kasteel of klooster met de akkers van de heer. Het werk werd er gedaan door zijn knechten en de horigen.
Slide 15 - Diapositive
Horigen waren boeren die een akker hadden op het tweede deel van het domein. Voor de akkergrond betaalden ze pacht door een deel van de oogst aan de heer te geven.
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Ze waren verplicht een aantal vaste dagen op het land van de heer te werken. Verder moesten ze ook herendiensten verrichten. Dit waren klussen. Horigen waren geen slaven want ze waren niet het eigendom van de heer. Ze waren gebonden aan de grond: zonder toestemming mochten zij het domein niet verlaten.
Slide 18 - Diapositive
Wat zijn herendiensten?
A
Zo af en toe eens op bezoek gaan bij de heer
B
Klusjes doen voor de heer of het klooster
C
Je goed gedragen (als een heer)
D
Dienstverlening van de heer aan de boeren
Slide 19 - Quiz
Wat is een horige?
A
Vrije boer
B
Boer gebonden aan een domein
C
Een slaaf
D
Een rijke heer
Slide 20 - Quiz
Stad en Platteland
De domeinen in de middeleeuwen werden uitgebreid =
Moerasgebied werd omgevormd tot landbouwgrond. =
Doordat de landbouwgrond groter is werd er meer voedsel geproduceerd =
Oorzaak
Oorzaak
Gevolg
Slide 21 - Question de remorquage
Wie woonde waar op het domein?
Slide 22 - Question de remorquage
Feodalisme
Hofstelsel
Horigen
Domein
Economie
Politiek
Leenheer
Trouw / macht
Autarkisch
Slide 23 - Question de remorquage
Boeren konden op verschillende manieren in horigheid raken. Sommige waren afstammelingen van slaven het de Romeinse tijd. Andere hadden hun grond aan de edelman gegeven in ruil voor bescherming.
Slide 24 - Diapositive
Wat is geen reden om horige te worden?
A
Armoede
B
Criminaliteit
C
Honger
D
Onveiligheid
Slide 25 - Quiz
Wie is de heer en wie zijn de horigen?
Edelman
Horigen
Horigen
Slide 26 - Question de remorquage
De domeinen waren zelfvoorzienend. Er was sprake van autarkie. Ieder domein had zijn eigen molen, bierbouwerij, smid en visvijver.
Slide 27 - Diapositive
Akkers
Hof
Kerk
Molen
Weide
Huizen horigen
Slide 28 - Question de remorquage
Horige
Leenheer
Leenman
Slide 29 - Question de remorquage
Meer dan een eigenaar van de grond
De heer van een landgoed moest ook rechtspreken. Veel heren hadden meer dan een domein en trokken rond. Het beheer van hun domein lieten ze tijdens hun afwezigheid over aan een plaatsvervanger: de meier of rentmeester.