M3 th1 herhaling bs 3, 4, 5 & 6

• Biologie / Verzorging
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

THEMA 1

ORGANEN EN CELLEN

ORGANEN EN CELLEN 

Basisstof 1 t/m 6

1. Organismen
   
2. De bouw van een organisme
3. Cellen van dieren en planten
   
4. Chromosomen
5. Gewone celdeling
6. Reductie deling

In deze les

• Inloggen in de lessonUp
• Instructie B3 t/m B6 - herhaling

• Verder werken aan mindmaps
• Oefenen met test jezelf

Dierlijke cellen

Je lichaam is opgebouwd uit cellen.

Cellen bestaan uit:

- Celkern

- Cytoplasma

- Celmembraan.

Wat is het verschil?

Celmembraan

Celkern

Celplasma

Welk deel van de plantaardige cel is een stevige laag om de cel?

1. De celkern
2. De celwand
3. De vacuole

Welk onderdeel vind je niet in de cel van een hond, maar wel in een cel van een blad van een rozenplant?

1. bladgroenkorrels
2. celkern
3. celmembraan
4. cytoplasma

Wat moet je weten?

We hebben 46 chromosomen

(23 paar)

XX = VROUW

XY = MAN

Op chromosomen zitten genen = eiwit = DNA

Cellen delen 

• Vanwege groei en herstel
• Mitose = gewone celdeling

• Eerst kerndeling (dna), daarna de rest van de cel.
• kopie van de moedercel

Zet op volgorde van 

groot naar klein:

Orgaanstelsel

Orgaan

Weefsel

Cel

Organisme

Celkern

DNA

Sleep de volgende zinnen in de goede volgorde. 

1

2

3

4

De dochtercellen groeien

Er ontstaan twee nieuwe cellen

De cel splitst zich in tweeën

In de moedercel ontstaan twee kernen

Een ander woord voor gewone celdeling is mitose.

1. Juist
2. Onjuist

MEIOSE, reductiedeling

Mitose

Meiose

Mitose

Meiose

evenveel chromosomen

helft chromosomen

gewone celdeling

reductiedeling

gebeurt in eierstokken/

teelballen

gebeurt in lichaamscellen

Chromosomen worden verdubbeld

Chromosomen gaan in paren liggen

1e deling

2e deling

4 cellen met de helft van de chromosomen

46

23

92

46

46

23

23

92

23

14

184

48

In deze les

• Verder werken aan mindmaps
• Oefenen met test jezelf (online methode)