L'adjectif │ het bijvoeglijk naamwoord

• frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

La ceinture est (blauw)

1. bleu
2. bleus
3. bleue
4. bleues

Les voitures (v) sont (groen).

1. vertes
2. verte
3. vert
4. verts

Les chats (m) sont (rood).

1. rouge
2. rouges
3. rougee
4. rougees

Olivier et Marc sont (frans).

1. français
2. française
3. françaiss
4. françaises

Marianne est (verdrietig).

1. tristée
2. tristes
3. tristées
4. triste

L'actrice est (mooi).

1. beaux
2. belles
3. belle
4. beau

Les sacs (m) sont (nieuw).

1. nouveau
2. nouvelles
3. nouvelle
4. nouveaux

Mon grand-père est (oud).

1. vieux
2. vieille
3. vieilles
4. vieu

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord

In het Frans staat de meeste bijvoeglijke naamwoorden achter het zelfstandig naamwoord.

  

un film intéressant 

 une voiture bleue 

 deux filles françaises

Let op! Er zijn uitzonderingen:

bon goed	beau mooi	joli mooi, leuk
long lang	petit klein	grand groot
vieux oud	jeune jong	gros dik
mauvais slecht	nouveau nieuw	haut hoog
premier eerste	dernier laatste	autre ander

NL	Mnl.ev.	Vrl.ev.	Mnl.mv	Vrl.mv
Mooi
Oud
Nieuw

Beau

Vieilles

Nouveaux

Belles

Vieille

Kies de juiste vorm:
Les .........sacs (nieuw)

1. nouveau
2. nouvelles
3. nouvelle
4. nouveaux

Kies de juiste vorm:
Mon ...........grand-père (oude)

1. vieux
2. vieille
3. vieilles
4. vieu

Exercice 11A -1
"Ce n'est pas une ________(1) idée _____(2) - (slecht)

1. (1) mauvais
2. (2) mauvais
3. (1) mauvaise
4. (2)mauvaise

Ik weet wat het bijvoeglijk naamwoord
is in het Nederlands en in het Frans.

1. Oui
2. Non
3. Un peu

Ik weet hoe ik het bijvoeglijk naamwoord moet aanpassen naar het zelfstandig naamwoord in het Frans.

1. Oui
2. Non
3. Un peu

Au travail

Maak in Teams het opdracht over het bijvoeglijk en levert deze in.