kt1 unit 1.3 pers / bez vnw/ Speaking

Welcome class
today: persoonlijke voornaamwoorden
Personal pronouns
grab your pen and...
make notes in your notebook!
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welcome class
today: persoonlijke voornaamwoorden
Personal pronouns
grab your pen and...
make notes in your notebook!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Today ...Unit 1 : leerdoel ( goal)
Today we’re going to talk about personal pronouns                  ( persoonlijke voornaamwoorden)

Our goal: at the end of the lesson you know how to use the personal pronouns!

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Make notes!
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken je in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...

Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt   - he walks
De kat loopt -         it walks

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Lien

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je nu al in het Engels?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Lien

Slide 12 - Lien

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

The cat has a collar.
____ collar is the colour red.
A
her
B
his
C
its
D
our

Slide 15 - Quiz

We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our

Slide 16 - Quiz

She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its

Slide 17 - Quiz

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his

Slide 18 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 19 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 20 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 21 - Quiz

Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin:
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Lien

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 24 - Quiz

Get started
Homework for next time: 
1.3: 1-4

Work until this timer runs out. 


timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

Well done!


Slide 26 - Diapositive

GRAMMAR:
Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 27 - Diapositive

Welcome to the flex.. get your 5 items!!!

Slide 28 - Diapositive

GRAMMAR: 
Bezittelijke voornaamwoorden
Dit gebruik je om aan te geven dat iets van iemand is, bijvoorbeeld:

Slide 29 - Diapositive


Bezittelijke voornaamwoorden geven aan ....
A
voor wie iets is
B
over wie iets gaat
C
van wie iets is
D
aan wie iets is

Slide 30 - Quiz


'My' is een bezittelijke voornaamwoord en
betekent 'mijn'
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord van:

ons / onze
A
us
B
we
C
our
D
hour

Slide 32 - Quiz


Wat is geen bezittelijk voornaamwoord?
A
you
B
my
C
his
D
our

Slide 33 - Quiz


Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
my, your, us
B
he, his, hers
C
their, our, mine
D
its, me, our

Slide 34 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:

We live in ___ appartment.
A
my
B
her
C
our
D
their

Slide 35 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:

"Peter forgot ___ books!"
A
his
B
hims

Slide 36 - Quiz

Kies het juiste bezittelijke voornaamwoord:

The dog lost ___ ball.
A
his
B
her
C
their
D
its

Slide 37 - Quiz

Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin:
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Lien

Get started
Homework for next time: 
1.3: 1-4

Work until this timer runs out. 


timer
10:00

Slide 40 - Diapositive