Oefenles Spelling blok 1 en 2 VT/KOFS(SLR)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Lesdoel

Deze les heeft 2 doelen:

1) Je herhaalt de uitleg over de spelling van de pv in v.t.

2) Je oefent de stof nog een keer met de oefenzinnen. 

verleden tijd :

klankveranderend

slapen

VT : sliep(en)

klankvast

werken

VT : werkte

't ex-kofschip

Stap 1 : zoek de stam 

Stap 2 : kijk naar de laatste letter

               letter in 't ex-kofschip ?              ->     +te(n)

               letter NIET in 't ex-kofschip ?    ->     +de(n)

Stap 3: verander stam in ik-vorm en zet de juiste                     uitgang erachter. 

Voorbeeld

Persoonsvorm: rennen

1. Stam: ren
2. Staat de 'n' in 't ex-kofschip?
3. Nee, dus: rende(n)
   

Voorbeeld

Persoonsvorm: spelen

1. Stam: spel
2. Staat de 'l' in 't ex-kofschip?
3. Nee, dus: speelde(n)
   

De regel van 't ex-kofschip gebruik je voor de.....

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voor de tegenwoordige én de verleden tijd

De regel van 't ex-kofschip gebruik je bij......

1. klankveranderende werkwoorden
2. klankvaste werkwoorden

Bij 't ex-kofschip kijk je naar de laatste letter van......

1. de stam
2. ik-vorm

Zit de laatste letter van de stam in
't ex-kofschip, dan doe je

1. ik-vorm + te(n)
2. ik-vorm + de(n)

Zit de laatste letter van de stam NIET in 't ex-kofschip, dan doe je

1. ik-vorm + te(n)
2. ik-vorm + de(n)

alleen bij twijfel.......

je hoeft de regel van 't ex-kofschip niet altijd te gebruiken.

'luister' eerst goed naar het woord in de verleden tijd.

Als je twijfelt of het te(n) of de(n) moet zijn, gebruik je de regel.

Nu gaan we oefenen! 

Zet de PV van de volgende zinnen in de VERLEDEN TIJD.

Gebruik indien nodig 't ex-kofschip. 

Noteer alleen het antwoord, dus niet de hele zin. 

VERLEDEN TIJD!!  --  VERLEDEN TIJD!!! --   VERLEDEN TIJD!!!

Mijn vader ... (luisteren) graag naar popmuziek.

De jongen ... (juichen) toen PSV won.

Op het feest ... (zijn) wel honderd mensen.

De schilder ... (verven) de meubels opnieuw.

De juf ... (verhuizen) naar een ander lokaal.

Ik ... (kijken) nog eens op mijn horloge.

Ik ... (halen) diep adem.

De directeur ... (golfen) vorig jaar elke dag.

De buren ... (braden) een heerlijke kip.

Het vliegtuig ... (landen) vorige week op het vliegveld.

De vogels ... (vliegen) in een V-vorm.

De omstanders ... (staren) naar het ongeluk.

De bloemist ... (verpotten) de plant naar een grotere pot.

De piloot ... (droppen) een bom.

Overal ... (praten) de mensen over de verkiezingen.

Jos ... (stoten) gisteren keihard zijn hoofd.

De fabrieken ... (lozen) vorig jaar 50% meer afval dan dit jaar.

De mensen... (proosten) op een geweldig feest.

De bankbiljetten ... (liggen) in de kluis.

De verkoopster ... (verkopen) de mooiste kleren.