examen lezen en luisteren

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Centraal examen lezen & luisteren

Sleutelwoorden, verbanden en leesstrategieën.

Laatste tips voor het examen!

Doel van deze LessonUp:

- ik weet de verschillende leesstrategieën

- ik herken het leesdoel van een tekst

- ik herken sleutelwoorden en verbanden

- ik weet hoe ik mij goed kan voorbereiden op het examen

Sleutelwoorden > belangrijk!!

• opsomming
• tegenstelling
• oorzaak- gevolg
• argumenten/ meningen
• instructie

Weet je een betekenis niet?! 

Is niet erg > zoek het op! > woordenboek (zelf meenemen)

woordenboek moet je zelf meenemen

Verbanden

Geven de samenhang van de tekst aan.

Kan onder anderen: tijd, een opsomming, oorzaak-gevolg, tegenstelling zijn.

Daarmee weet je het verband en dit kan het verschil maken in hoe de tekst wordt bedoeld. 

Leesstrategieën

1. Bekijken de hele tekst > titel, plaatjes, kopjes

2. Lezen titel, inleiding, eerste en laatste zin alinea

3. Tekst nauwkeurig helemaal doorlezen

4. Vraag + alle antwoorden lezen -> Het antwoord staat in de tekst

Luisterstrategie: Lees eerst de vragen en antwoorden > luisteren

Het onderwerp
= in het kort waar de tekst over gaat

1. waar
2. niet waar

Recept

Tekstdoel = instructie geven

1. waar
2. niet waar

Folder/ reclametekst

Tekstdoel = overtuigen

1. waar
2. niet waar

Ingezonden brief

Tekstdoel = overtuigen

1. waar
2. niet waar

Tussenkopjes

Gaan over inhoud van de alinea
Handig bij zoekend lezen

1. waar
2. niet waar

Hoofdgedachte
= belangrijkste uitspraak in 1 zin.

1. waar
2. niet waar

Het onderwerp staat in de middelste of laatste laatste alinea.

1. waar
2. niet waar

Als de hoofdgedachte niet letterlijk in de tekst staat, moet je die zelf uit de tekst halen
(omschrijving in 1 zin)

1. waar
2. niet waar

Kort samenvatten waar de tekst over gaat = een functie van een inleiding

1. waar
2. niet waar

Dit is vaak wel het geval

Een waarschuwing geven
= soms de functie van het slot.

1. waar
2. niet waar

Wanneer er een waarschuwing in staat

‘Ook’, ‘en’, ‘verder’

= een opsomming.

1. waar
2. niet waar

Een gevolg komt na de oorzaak.
(tekst)

1. waar
2. niet waar

“Maar”
= tegenstelling

1. waar
2. niet waar

Voorbeeld:

Ik heb een baan maar jij niet

Aan feitelijke argumenten heb je niet veel.

1. waar
2. niet waar

Een tegenstelling, voorwaarde, samenvatting, oorzaak en gevolg =

voorbeelden van tekstverbanden.

1. waar
2. niet waar

Bij luisterfragmenten speel je het fragment gelijk af zonder eerst de vraag te lezen.

1. waar
2. niet waar

"Als hij hard werkt, kan hij zijn vakantie naar Costa Rica in een keer betalen." Het tekstverband in deze zin is: een voorwaarde.

1. waar
2. niet waar

Concentratie is het belangrijkste bij het Centraal Examen.

Op tijd slapen is dus belangrijk.

1. waar
2. niet waar

Beeldspraak is letterlijk taalgebruik.

1. waar
2. niet waar

Voorbeeld beeldspraak

Ik ben een duizendpoot > ik heb veel verschillende kwaliteiten

Leesstrategieën

1. Bekijken de hele tekst > titel, plaatjes, kopjes

2. Lezen titel, inleiding, eerste en laatste zin alinea

3. Tekst nauwkeurig helemaal doorlezen

4. Vraag + alle antwoorden lezen -> Het antwoord staat in de         tekst

Luisterstrategie: Lees eerst de vragen en antwoorden > luisteren

Samenvattend:

- Pas de strategieën toe tijdens het leesexamen

- Het goede antwoord staat altijd in de tekst (synoniemen)

- Weet je het antwoord echt niet? Gok tussen de 2 beste opties.

- Zelf oefenen met CE lezen & luisteren op Facet

Oefenen:

Stap 1.

Oefenen:

Stap 2.

Je kunt ook per opdracht het examen oefenen.  Wanneer je een opdracht af hebt, klik je door tot inleveren en daarna krijg je het resultaat te zien van de opdracht die jij hebt gemaakt.