15 dic

Unidad 3
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Unidad 3

Slide 1 - Diapositive

Unidad 3 En la recepción
In deze les leer je:
Vocabulaire voor receptie/hotel
De werkwoorden PODER en QUERER vervoegen
Een reservering maken in een hotel
Een baliegesprek voeren met een klant
Getallen van 10 - 100

Slide 2 - Diapositive

La escalera
el gimnasio
la habitación doble
la habitación individual
la maleta
la cama
el equipaje
el aparcamiento
la llave
la tarjeta de crédito

Slide 3 - Question de remorquage

el ascensor
el desayuno
la televisión
la bañera
la piscina
la ducha
la recepcionista
la fecha de salida

Slide 4 - Question de remorquage

Opdracht 3.10
Twee nieuwe werkwoorden:
PODER & QUERER

Slide 5 - Diapositive

Twee nieuwe werkwoorden:

Poder
(kunnen/mogen)


Hoe vervoeg je dit werkwoord?





Querer
(willen)


En deze?

Slide 6 - Diapositive

verbos: klinkerwisseling
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
poder (ue) (kunnen, mogen)
puedo
puedes
puede

podemos
podéis
pueden
querer (ie) (willen)
quiero
quieres
quiere

queremos
queréis
quieren

Slide 7 - Diapositive

Querer
Met querer drukken we een plan of een wenst 

Slide 8 - Diapositive

Querer
Ik wil een appel
Yo quiero una manzana

Slide 9 - Diapositive

Querer
Zij willen reizen naar Chili.
Ellos quieren viajar a Chile.
Ik kan dansen.
Yo puedo bailar.
Wij kunnen reizen.
Nosotros podemos bailar.

Slide 10 - Diapositive

Poder/mogen 
Als je wilt aangeven dat iets wel of niet toegestaan is dan betekent poder mogen

Slide 11 - Diapositive

Poder/ kunnen


PODER wordt gebruikt om aan te geven of je de mogelijkheid of de capaciteit hebt om iets wel of niet te (gaan) doen. 

Slide 12 - Diapositive

Poder = mogen of kunnen


Mag ik een appel
Puedo coger una manzana




Slide 13 - Diapositive

¡Practicamos!
3.10
3.11

Slide 14 - Diapositive

Números
100 Cien
Maar  voor andere getallen tot 190 wordt ciento


Getallen
100
cien
101
ciento uno
102
ciento dos
120
ciento veinte
171
ciento setenta...

Slide 15 - Diapositive

Números
200
Doscientos
300
400
500
Quinientos
600
700
setecientos
800
900
novecientos

Slide 16 - Diapositive

Wat betekent het werkwoord 'poder'?
A
Mogen/kunnen
B
Nemen/Drinken
C
Zijn
D
Eten

Slide 17 - Quiz

Wat betekent het werkwoord
"willen"
A
poder
B
querer
C
entender
D
beber

Slide 18 - Quiz

Ellas ...(poder) ir al cine
A
puden
B
peden
C
pueden
D
poder

Slide 19 - Quiz

Mónica, ¿(poder)___comprar leche?
A
pode
B
puedes
C
puede
D
pode

Slide 20 - Quiz

poder
A
e > i
B
o > ue
C
geen klinkerwisseling

Slide 21 - Quiz

Poder betekent

Slide 22 - Question ouverte

Querer betekent

Slide 23 - Question ouverte


Poder

de O verandert bij vervoeging in 'ue'
BEHALVE bij nosotros/vosotros



Querer

de E verandert bij vervoeging in 'ie'
BEHALVE bij nosotros/vosotros


Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Diapositive