Comparatives + superlatives

Today's goals
  • Aan het einde van de les weet je wat het verschil is tussen een comparative en een superlative.
  • Aan het einde van de les kun je herkennen wanneer je welke vorm in een zin moet gebruiken.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Today's goals
  • Aan het einde van de les weet je wat het verschil is tussen een comparative en een superlative.
  • Aan het einde van de les kun je herkennen wanneer je welke vorm in een zin moet gebruiken.

Slide 1 - Diapositive

Trappen van vergelijking

In English, we use comparatives and superlatives to talk about how two things are different. In het Nederlands zijn dit de trappen van vergelijking.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Finish the sentence: The bowl on the left is ___ than the bowl on the right.

Slide 4 - Question ouverte

Vergrotende en overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Comparative and

Superlative

Slide 5 - Diapositive

Be careful!
Woorden die eindigen medeklinker + Y: 
Verander de y in een i, dan
+er  / +est.
Funny - Funnier - Funniest
Happy - Happier - Happiest

Slide 6 - Diapositive

Irregular forms
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

ver - verder - verst(e)
far - further - furthest




Slide 7 - Diapositive

Your snowman is ___ than Peter's snowman.
A
larger
B
more large
C
large
D
largest

Slide 8 - Quiz

We are going to practice this!

Slide 9 - Diapositive


My dad is the ___ dad ever!
A
good
B
goodest
C
better
D
best

Slide 10 - Quiz

The weather today is even ___
than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 11 - Quiz

Wat zijn de comparative/superlative van "happy"?
A
happier - happiest
B
happyer - happyest
C
happyr - happiest
D
more happy - most happy

Slide 12 - Quiz

Well done!!

Slide 13 - Diapositive

 Ga aan de slag in Learnbeat met 3.3  J

Slide 14 - Diapositive