W12 EN 3B2 lesson 2

Ontdek de Engelse benaming van insecten
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Ontdek de Engelse benaming van insecten

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les 
- ken je de Engelse vertaling van insecten;
- heb je een tekst over een insectenbeet begrepen;
- ken je de woorden van Unit 5 Lesson 4.

Slide 2 - Diapositive

Introduceer het leerdoel van de les aan de leerlingen.
A small insect that can make large hills in the woods. They live underground.
Mier in het Engels is ant.

Slide 3 - Diapositive

Toon een afbeelding van een mier en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
Ant
Mier in het Engels is ant.

Slide 4 - Diapositive

Toon een afbeelding van een mier en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
This insect lives on others animals and can spread Lyme desease.
Teek in het Engels is tick.

Slide 5 - Diapositive

Toon een afbeelding van een teek en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
Tick
Teek in het Engels is tick.

Slide 6 - Diapositive

Toon een afbeelding van een teek en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
Yellow striped insect that you often see at the end of summer.
Wesp in het Engels is wasp.

Slide 7 - Diapositive

Toon een afbeelding van een wesp en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
Wasp
Wesp in het Engels is wasp.

Slide 8 - Diapositive

Toon een afbeelding van een wesp en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
This insect has short hairs. It buzzes loudly when it flies.
Bij in het Engels is bee.

Slide 9 - Diapositive

Toon een afbeelding van een bij en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
Bee
Bij in het Engels is bee.

Slide 10 - Diapositive

Toon een afbeelding van een bij en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
An insect that loves flowers. It has large, often brightly coloured wings.
Vlinder in het Engels is butterfly.

Slide 11 - Diapositive

Toon een afbeelding van een vlinder en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
Butterfly
Vlinder in het Engels is butterfly.

Slide 12 - Diapositive

Toon een afbeelding van een vlinder en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
A small insect that can fly. It bites people to suck their blood.
Mug in het Engels is mosquito.

Slide 13 - Diapositive

Toon een afbeelding van een mug en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
Mosquito
Mug in het Engels is mosquito.

Slide 14 - Diapositive

Toon een afbeelding van een mug en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
A small red beetle with black spots.
Lieveheersbeestje in het Engels is ladybug.

Slide 15 - Diapositive

Toon een afbeelding van een lieveheersbeestje en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
Ladybird
Lieveheersbeestje in het Engels is ladybug.

Slide 16 - Diapositive

Toon een afbeelding van een lieveheersbeestje en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
This insect has long legs and can jump very high.
Krekel in het Engels is cricket.

Slide 17 - Diapositive

Toon een afbeelding van een krekel en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
Grasshopper
Krekel in het Engels is cricket.

Slide 18 - Diapositive

Toon een afbeelding van een krekel en vraag de leerlingen om te raden wat het in het Engels is.
How do you feel about eating insects?
A
I have already eaten insects and they were tasty!
B
I have already eaten insects and they were gross.
C
I have never eaten insects but I'd like to try it some day.
D
I have never eaten insects and I don't want to try.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Eating insects is very healthy
A
True
B
False

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Mealworm tastes a bit like chicken.
A
True
B
False

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Two billion people around the world eat insects regularly.
A
True
B
False

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

There are roughly 1000 species of insects that can be eaten by people.
A
True
B
False, I think fewer
C
False, I think more

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Read the text on the blackboard
Answer the questions in the following slides

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat deden Zena en Ruby in de boomgaard?
A
appels plukken
B
wandelen

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe voelt Ruby zich?
A
moe en warm
B
warm en bezweet

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom belt Ruby met 111?
A
Zena > plotseling zonnesteek en ontzettende hoofdpijn
B
Zena is gestoken en reageert slecht op de insectenbeet

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk advies krijgt Ruby?
A
Ze moeten een apotheek zoeken.
B
Ze moet Zena direct naar een dokter brengen.

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk medicijn is het beste voor Zena?
A
crème
B
pillen

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie betaalt de medicijnen?
A
Ruby
B
Zena

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vocabulary
What is the Dutch translation of these words?

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

bitten
A
bijten
B
gebid
C
bidden
D
gebeten

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

cream
A
crème
B
kraam

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

emergency
A
noodgeval
B
spoed

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

nasty
A
naar
B
nest
C
genezen
D
genas

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

orchard
A
orgel
B
orgaan
C
boomgaard

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

pharmacy
A
apotheek
B
dokter
C
ziekenhuis

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

picking
A
pakken
B
plukken
C
beplakking

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

queue
A
kubis
B
rij

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

swollen
A
zwolle
B
zwollen
C
gezwollen

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wasp
A
weps
B
wesp
C
waps

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions