Flexles voor de toets hoofdstuk 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Welkom!

Leg alvast klaar:

• je iPad (dicht)
• je leerwerkboek
• je etui

Planning

• Aan welk leerdoel ga je werken?
• Werkmoment
  
• Quizlet live
• Afsluiten van de les
  

2.5 Woorden

• Betekenis woordenlijst op p. 98.
• Je kunt een zin maken met zo'n woord. Uit deze zin blijkt dat je de betekenis van het woord kent.
• Je weet dat synoniemen woorden zijn met dezelfde betekenis (p. 103). 
• Je kunt een woordbetekenis afleiden uit de tekst. 

2.7 Grammatica zinsdelen

• Werkwoordelijk gezegde pagina 110.
• Onderwerp pagina 112
• Lijdend voorwerp pagina 114

Zinnen kunnen ontleden: dus ook persoonsvorm kunnen vinden en zinsdeelstrepen kunnen zetten.

2.8 Grammatica woordsoorten

• Je kunt benoemen: lw, bn, ww, vz, zn. (p. 203 overzicht).
• Nieuw in deze paragraaf: bn (p.119) vz (p. 121). 
• Je kunt er ook een zin mee maken.

Maak een zin met daarin een ww, vz en een zn. Benoem en onderstreep die woordsoorten.

Ik fiets (ww)  naar (vz) school (zn).

2.9 Spelling

• Je kunt de persoonsvorm van sterke werkwoorden goed schrijven in de verleden tijd (p. 124).
• Je kunt het meervoud van zelfstandige naamwoorden goed schrijven (p. 125).
• Je kunt twintig dicteewoorden goed schrijven (p. 128).
  

Leerdoelen voor de toets

• 2.5 Betekenis woorden en synoniemen
• 2.7 Ontleden pv, zinsdeelstrepen, wg, o, lv
• 2.8 Woorden benoemen: lw, bn, ww, vz, zn
• 2.9 Pv verleden tijd sterke ww, meervoud zn, dicteewoorden
• Iets anders: ..........

Ik ga werken aan leerdoel:

Werkmoment

Pauze

 Werken in stilte

 Werken in stilte

Heb je je leerdoel behaald?

Ik ga werken aan leerdoel:

2

4

quizlet.com