Bevolking en ruimte in Nederland 4.3 en 4.4

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

Bevolking en ruimte in Nederland

Agenda: 

§3 De verstedelijking van Nederland

§4 De Randstad

Terugblik vorige lessen

Natuurlijke bevolkingsgroei

Geboortecijfer  < sterftcijfer

Immigratie > emigratie

Het tegenovergestelde van  vergrijzing

Vooral Marokkanen en Turken

Syriers en Irakezen 

Het terugkeren van immigranten naar hun land van herkomst.

Heeft te maken met geboorte en sterftecijfer

Vergrijzing

Vestigingsoverschot

Ontgroening

Gastarbeiders

Azielzoekers/ Vluchtelingen

Remigratie

een gebied waar het de klanten van een voorziening vandaan komen:

1. Reikwijdte
2. Drempelwaarde
3. herinrichting
4. Verzorgingsgebied

Gebied waarvan het aantal bevolking daalt:

1. Groeiregio
2. Krimpgebied
3. voorziening
4. Groeigebied

§3 De verstedelijking van Nederland

Bevolkingspiramide, emigratie, gastarbeider, geboortecijfer, geboorteoverschot, gezinshereniging, immigratie, leeftijdsdiagram, levensverwachting, natuurlijke bevolkingsgroei, ontgroening, remigratie, seizoensmigratie, sociale bevolkingsgroei, sterftecijfer, sterfteoverschot, vergrijzing, vertrekoverschot, vestigingsoverschot.

Je kunt de leerdoelen van deze paragraaf behalen.

Je hebt in deze paragraaf geen vaardigheden geoefend.

§2 Regionale verschillen

Deelvraag: Waar in Nederland groeit de bevolking, waar neemt die af en wat zijn de gevolgen daarvan voor de inrichting?

Leerdoelen

Je kunt de spreiding van gebieden met bevolkingsgroei en bevolkingskrimp beschrijven en verklaren.

Je kunt voorbeelden geven van herinrichting in gebieden met bevolkingsgroei.

Je kunt de gevolgen van bevolkingskrimp benoemen.

Je kunt de begrippen verzorgingsgebied, reikwijdte en drempelwaarde gebruiken.

Je kunt voorbeelden geven van herinrichting in gebieden met bevolkingskrimp.

Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt antwoord geven op de deelvraag.

Je kent de volgende begrippen: bevolkingskrimp, drempelwaarde, groeigebied, groeiregio, herinrichting, infrastructuur, krimpgebied, krimpregio, reikwijdte, verzorgingsgebied, voorziening.

Je kunt de leerdoelen van deze paragraaf behalen.

Je beheerst de volgende vaardigheden: 5 Beschrijven en verklaren, 10 Dimensies, 13 Verbanden leggen.

§3 De verstedelijking van Nederland

Leerdoelen

Je kunt verklaren waardoor de urbanisatie op gang kwam.

Je kunt verklaren waardoor de suburbanisatie op gang kwam.

Je kunt de gevolgen van suburbanisatie benoemen voor de steden en voor het landelijk gebied.

Je kunt verklaren waardoor de re-urbanisatie op gang kwam.

Je kunt de gevolgen van re-urbanisatie benoemen voor de steden en voor het landelijk gebied.

Je kunt beschrijven hoe de Randstad is ontstaan.

Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt antwoord geven op de deelvraag:  Hoe zie je de verstedelijking terug in de inrichting van Nederland?.

Je kent de volgende begrippen: agglomeratie, landelijk gebied, mobiliteit, re-urbanisatie, ruimtegebruik, stedelijk gebied, stedelijke zone, suburbanisatie, urbanisatie, verstedelijking, welvaart.

Je kunt de leerdoelen van deze paragraaf behalen.

Je hebt in deze paragraaf geen vaardigheden geoefend.

Maken

4.3: De verstedelijking van Nederland

opd: 1, 2 3, 4     huiswerk: opd 5, 6,7,8

§4 De Randstad

§4 De Randstad

Leerdoelen

Je kunt kenmerken geven van de historische stadskernen in steden in de Randstad.

Je kunt de verschillende groeimodellen van de stad onderscheiden.

Je kunt uitleggen wat leefbaarheid is en hoe deze verbeterd kan worden in de Randstad.

Je kunt uitleggen welke problemen er zijn met bereikbaarheid in de Randstad en hoe deze verbeterd kan worden.

Wat moet je kennen en kunnen?

Je kunt antwoord geven op de deelvraag. Welke kenmerken heeft de Randstad en hoe blijft dit gebied leefbaar en bereikbaar?

Je kent de volgende begrippen: bebouwingsdichtheid, bereikbaarheid, concentrisch groeimodel, congestie, forensisme, historische stadskern, leefbaarheid, meerkernen groeimodel, onderhoud, stratenpatroon, veiligheid.

Je kunt de leerdoelen van deze paragraaf behalen.

Je beheerst de volgende vaardigheid: 9 Schaalniveaus.

Maken

4.2:  Verschillen in de bevolkingsgroei in NL

opd: 2, 3, 4, 5

huiswerk: 6abc, 7,, 8

dorpen groeien vast aan de stad door dat het aantal bewoners stijgt:

1. Stedelijke zone
2. re-urbanisatie
3. Agglomeratie
4. Verstedelijking

Vooruitblik

In de volgende les : 

Hoofdstuk 4 Bevolking en ruimte in Nederland

§5 Anders Actief: Bronnen: Strijd om de ruimte

Deelvraag: Hoe richt je de ruimte in als daar te weinig van is, zoals rond Schiphol?

en...

Hoofdstuk 5 – Bevolking en ruimte in Duitsland

Hoofdvraag:

Welke invloed heeft de bevolkingsontwikkeling van Duitsland op de inrichting?

§1 Bevolkingsgroei in Duitsland

Deelvraag: Hoe ziet de bevolkingsontwikkeling van Duitsland eruit in de periode 1950 tot 2060?