1E wo 24 nov 2.7 deel 2

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen
10 minuten lezen
Herhalingsoefeningen in Lesson Up
Verder met 2.7 -->  werken aan opdrachten
Lesafsluiting

Lesdoel: na deze les kan ik het zelfstandig naamwoord, lidwoord en het werkwoord in een zin benoemen. 

Slide 2 - Diapositive

10 minuten lezen

Slide 3 - Diapositive

Oefenen met wat je tot nu toe geleerd hebt... 

Open je boek op pagina 137
Pak je schrift

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Nu een paar vragen in Lesson Up

Slide 7 - Diapositive

Signaalwoorden...
A
Geven aan wat iemand DOET in een zin
B
Geven aan welke RELATIE zinnen met elkaar hebben

Slide 8 - Quiz

'Vanmorgen was ik vrolijk. Ik had goed geslapen. Ook heb ik lekker ontbeten. Bovendien zeurde mijn zusje niet aan mijn hoofd.'
HOEVEEL DINGEN WORDEN ER OPGESOMD?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

'Vanmorgen was ik vrolijk. Ik had goed geslapen. Ook heb ik lekker ontbeten. Bovendien zeurde mijn zusje niet aan mijn hoofd.'
GEEF AAN WAT DE SIGNAALWOORDEN ZIJN
A
Was, had, heb, zeurde
B
Vrolijk, goed, lekker
C
Ook, bovendien

Slide 10 - Quiz

Welke van de volgende woorden is een 'woordsoort'?
A
Persoonsvorm
B
Zelfstandig naamwoord
C
Onderwerp
D
Werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

Welke van de volgende woorden is een 'zinsdeel'?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Persoonsvorm

Slide 12 - Quiz

1. Geef een voorbeeld van een woordsoort
2. Geef een voorbeeld van een zinsdeel

Slide 13 - Question ouverte

'Sarah woont in Eindhoven'

Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in deze zin?
A
1
B
2
C
3

Slide 14 - Quiz

Welke van de lidwoorden is een onbepaald lidwoord?
A
de
B
het
C
een

Slide 15 - Quiz

Leg uit: wanneer gebruik je een onbepaald lidwoord? (kijk op p. 157). Maak ook een voorbeeldzin met een onbepaald lidwoord.

Slide 16 - Question ouverte

Leg uit: wanneer gebruik je een bepaald lidwoord? (kijk op p. 157) Maak ook een voorbeeldzin met een bepaald lidwoord erin.

Slide 17 - Question ouverte

Pak je boek, p. 159

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag...
Maak opdracht 13 t/m 24
(15 doe je ook, alleen het wisselen met klasgenoot niet)
Wat niet af is, is huiswerk voor maandag

Slide 19 - Diapositive

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?
  • Wat is het huiswerk voor maandag?
  • Morgen: tekstlab

Slide 20 - Diapositive