3 mavo - grammaire D à + le/la/les/l'

Bienvenue MAVO 3!
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bienvenue MAVO 3!

Slide 1 - Diapositive

PROGRAMME
Huiswerk nakijken
Grammaire D
Aan het eind van de les:
- kun je een dag in het weekend beschrijven;
kun je à en de + een bepaald lidwoord gebruiken;

Slide 2 - Diapositive

Corriger les devoirs

Ecouter A: 5d, 6, 7b page 60-64
Lire B: exercice 8, 9, 10 page 62-64

Slide 3 - Diapositive

GRAMMAIRE D
Traduis les mots.
  1. de sportschool
  2. de bioscoop
  3. de school
  4. het huis
  5. het zwembad
  6. de wedstrijden
  7. het centrum
  8. het park
  9. de les
  10. het concert 

Slide 4 - Diapositive

GRAMMAIRE D
Traduis les mots.
  1. de sportschool
  2. de bioscoop
  3. de school
  4. het huis
  5. het zwembad
  6. de wedstrijden
  7. het centrum
  8. het park
  9. de les
  10. het concert 

Slide 5 - Diapositive

GRAMMAIRE D
Les réponses
  1.  la salle de sport
  2. le cinéma
  3. l'école
  4. la maison
  5. la piscine
  6. les matchs
  7. le centre-ville
  8. le parc
  9. le cours
  10. le concert
Traduis les mots.
  1. de sportschool
  2. de bioscoop
  3. de school
  4. het huis
  5. het zwembad
  6. de wedstrijden
  7. het centrum
  8. het park
  9. de les
  10. het concert 

Slide 6 - Diapositive

GRAMMAIRE D
Les réponses
  1.  la salle de sport
  2. le cinéma
  3. l'école
  4. la maison
  5. la piscine
  6. les matchs
  7. le centre-ville
  8. le parc
  9. le cours
  10. le concert
Let op: à + le kan niet!
à + le = au                   à la 
à + les = aux               à l'

Je vais à le cinéma.
= Je vais au cinéma.

On va toujours à les matchs de mon petit frère.
On va toujours aux matchs de mon petit frère.
in/naar/op/bij... = à

Slide 7 - Diapositive

GRAMMAIRE D
Traduisez:
1. ik ga naar de sportschool.
2. Zij gaat naar de bioscoop.
3.  Ik ben op school.
4. Ik ga naar huis.
5. Wij gaan naar het zwembad.
6. Hij doet mee aan de wedstrijden.
7. Ik ga naar het centrum met mijn vriendin.
8. Ik ga naar het park met mijn neefjes.
9. Ik ga naar de les.
10. Ik ga naar het concert.

Slide 8 - Diapositive

Au travail
Faire:
Exercice 15, 16a page 68-71

Apprendre:
Vocabulaire A et B page 86
(jeu du pendu)

Slide 9 - Diapositive

QUIZLET CHAPITRE 2
Examenidioom chapitre 3
Examenidioom chapitre 4

Slide 10 - Diapositive