Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3,4
Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Toets KV12 Voorkomen van ongevallen en EHBO KADER
Slide 1 - Diapositive
Wat betekent preventie?
A
Het bieden van persoonlijke vrijheid en het recht om geen last te hebben van andere mensen
B
Het inzetten van hulpmiddelen bij de verzorging van ouderen
C
Het nemen van een maatregel waarbij je ongevallen kunt voorkomen
D
het onderhouden van contacten in de hulpverlening
Slide 2 - Quiz
Wat betekent dit pictogram?
A
Bijtende stoffen
B
Giftige stoffen
C
Ontvlambare stoffen
D
Schadelijke stoffen
Slide 3 - Quiz
Welke gevaarlijke stoffen worden vaak in huis bewaard? Noem er 3
Slide 4 - Question ouverte
Wat betekent de afkorting ARBO?
A
Arbeidsomstandigheden
B
Arbeidsovereenkomst
C
Arbeid en bedrijfsorganisatie
D
Arbeid en ongevallen
Slide 5 - Quiz
Welke organen worden ook wel de vitale organen genoemd?
A
Hart, longen en blaas
B
Hart, longen en darmen
C
Hersenen, hart en longen
D
Hersenen, lever en nieren
Slide 6 - Quiz
Wat is het grootste gevaar voor mensen bij brand?
A
Bluswater
B
Hitte van het vuur
C
Öriëntatieverlies
D
Rook van het vuur
Slide 7 - Quiz
Waarom moet je een slachtoffer alleen verplaatsen wanneer hij op een onveilige plaats ligt?
A
Dan ziet de professionele hulpverlening precies waar het gebeurd is
B
Door het slachtoffer te verplaatsen kan zijn toestand slechter worden
C
Het kan zwaar zijn voor jou om het slachtoffer te verplaatsen
D
Voor het slachtoffer is het prettig om niet verplaatst te worden
Slide 8 - Quiz
Lees de stelling en geef aan of deze juist of onjuist is: Een flauwte is een langdurige stoornis in het bewustzijn
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Om een beroerte (CVA) te herkenen gebruikt men een test. Hoe heet deze test?
Slide 10 - Question ouverte
Een slachtoffer is in shock. Wat wordt daarmee bedoeld?
A
Door het lichaam van het slachtoffer gaat elektrische stroom
B
Het slachtoffer heeft een lage bloeddruk en het lichaam krijgt onvoldoende bloed en zuurstof
C
Het slachtoffer is erg geschrokken en kijkt je benauwd aan
D
Het slachtoffer is hyperactief en loopt op en neer
Slide 11 - Quiz
Voor wat voor soort wond gebruikt men een wondpleister?
A
Bij een actieve bloeding
B
Bij een bloedneus
C
Bij een kleine wond
D
Bij een open botbreuk
Slide 12 - Quiz
Hoeveel minuten moet een brandwond gekoeld worden?
A
5 minuten
B
10 minuten
C
30 minuten
D
60 minuten
Slide 13 - Quiz
Er wordt onderscheid gemaakt tussen open - en gesloten botbreuk. Geef van beide botbreuken een omschrijving. 1 Open botbreuk ..... 2 Gesloten botbreuk.....
Slide 14 - Question ouverte
"Vervult een bepaalde functie en is opgebouwd uit één of meer weefselsoorten, bijvoorbeeld de long" Welk woord past bij deze omschrijving?
A
Weefsel
B
Orgaan
Slide 15 - Quiz
"Het samenhangend geheel van cellen die hetzelfde zijn en dezelfde functie hebben." Welk woord past bij deze omschrijving?
A
Weefsel
B
Orgaan
Slide 16 - Quiz
Het stromen van bloed door de bloedvaten wordt ook wel circulatie genoemd. Wat is een ander woord voor circulatie?
A
Bloeddruk
B
Bloedsomloop
C
Reanimatie
D
Stilstand
Slide 17 - Quiz
Geef van de stelling aan of deze juist of onjuist is: Stelling: Bij reanimeren geef je 5 buikstoten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Als er een ongeval gebeurt met meerdere slachtoffers, moet je beoordelen wie je als eerste hulp biedt. Voor welk slachtoffer moet de eerstehulpverlener als eerste zorgen?
A
Een slachtoffer met een actieve bloeding
B
Een slachtoffer met een bloedneus
C
Een slachtoffer met ernstig oogletsel
D
Een slachtoffer met een gebroken arm
Slide 19 - Quiz
Deze mevrouw doet de stabiele zijligging
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste volgorde bij het uitvoeren van "buik naar rugligging" 1. Je legt de dichtstbijzijnde arm in een rechte hoek langs het lichaam en de andere arm over de borstkas met de handrug tegen de wang 2. Je benadert het slachtoffer aan de gezichtszijde 3. Je beschermt het hoofd bij het neerleggen 4. Je duwt het slachtoffer op zijn zij en draait hem op zijn rug
A
2-1-4-3
B
2-4-1-3
C
2-3-4-1
D
2-1-3-4
Slide 21 - Quiz
Iemand verslikt zich in een stukje appel. Wat moet de hulpverlener nu doen?
A
Buikstoten toepassen
B
Rautek-greep toepassen
C
Een glas water geven
D
In de stabiele zijligging leggen
Slide 22 - Quiz
Wat voor soort wond wordt op de afbeelding getoond?
A
Snijwond
B
Schaafwond
C
Bijtwond
D
Brandwond
Slide 23 - Quiz
Wanneer je aankomt bij het slachtoffer staat de deur open en zie je het slachtoffer bewusteloos op de grond liggen. Je ziet de volgende situatie. Wat is hier gebeurt?
Slide 24 - Question ouverte
Wat is de juiste volgorde van de eerstehulp handelingen bij een grote schaafwond? 1. Men adviseert het slachtoffer naar arts te gaan (ivm bescherming tegen tetanus) 2. Men dekt de wond steriel af met pleister of gaasje 3. Men spoelt de wond goed schoon of maakt gebruik van ontsmettingsmiddel 4. Men dept de wond zachtjes droog
A
3-4-2-1
B
4-3-2-1
C
1-4-2-3
D
2-1-3-4
Slide 25 - Quiz
Noem 3 kenmerken van een volledige derdegraads brandwond
Slide 26 - Question ouverte
Wat zijn de juiste handelingen bij een bloedneus?
Sleep de tekst naar het juiste plaatje.
Hoofd achterover
Hoofd voorover
Neus dicht houden onder het neusbeen
10 minuten koelen
1 keer goed snuiten voordat je de neus dicht houdt
Eerst neus dichthouden dan snuiten
Ga altijd naar een huisarts
Laat het slachtoffer rondlopen
Laat het slachtoffer zitten
Slide 27 - Question de remorquage
Welke eerstehulpverlening moet je verlenen aan iemand die een splinter in zijn oog heeft?
Slide 28 - Question ouverte
Wat is de belangrijkste functie van een ideaal zwachtel?
A
Uitwendig bloedverlies stoppen
B
Vocht opnemen en zwelling beperken
C
Ziektekiemen tegenhouden
D
Zwelling beperken en rust en steun geven
Slide 29 - Quiz
Welke woorden horen op de puntjes? Bij een tweede graad verbranding komen…….blaren. Je moet deze verbranding koelen met ……..water. Je kan het slachtoffer beter....... laten eten en drinken