Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
H2 - Bevolking en cultuur Proefwerk
Slide 1 - Diapositive
Lees de verhaal van de migrant. Wat was de reden voor migratie? Mijn man heeft toestemming gekregen om Eritrea te verlaten en bij mij te komen wonen.
A
economische reden
B
politieke reden
C
natuurlijke reden
D
sociale reden
Slide 2 - Quiz
Lees de verhaal van de migrant. Wat was de reden voor migratie? Mijn oma woonde vroeger in Joegoslavië. In 1995 zijn ze van de oorlog gevlucht en naar NL gekomen.
A
economische reden
B
politieke reden
C
natuurlijke reden
D
sociale reden
Slide 3 - Quiz
Welk cultuurgebied is met de kleur geel aangegeven?
A
Oost-Orthodox
B
Westers
C
Europees
D
Amerikaans
Slide 4 - Quiz
In arme landen hebben mensen vaak grote gezinnen. Kies hiervoor 1 juiste oorzaak:
A
Mensen geloven dat een groot gezin geluk brengt
B
Kinderen verdienen hier geld en zo helpen ze hun gezin
C
Middelen die zwangerschap voorkomen werken hier niet zo goed.
D
Kinderen willen veel broertjes en zusjes.
Slide 5 - Quiz
Wat is geen cultuurelement?
A
Religie
B
Landschap
C
Feesten
D
Muziek
Slide 6 - Quiz
Welk cultuurgebied is met de kleur rood aangegeven?
A
Latijns-Amerikaans
B
Budhistisch
C
Islamitisch
D
Afrikaans
Slide 7 - Quiz
Wat zijn de drie belangrijkste cultuurelementen?
A
Taal, muziek en kunst
B
Geloof, taal en kunst
C
Gewoonten, muziek en politiek
D
Taal, gewoonten en geloof
Slide 8 - Quiz
Een cultuurgebied is...
A
waar veel toeristen komen
B
waar een gemeenschappelijke cultuur is
C
waar mensen hetzelfde religie hebben
Slide 9 - Quiz
Het oppervlakte van een gebied is 100 km 2. In dat gebied wonen 50 000 mensen. Bereken de bevolkingsdichtheid voor dat gebied.🤔
A
5 mensen per km2
B
500 mensen per km2
C
50000 mensen per km2
D
5000 mensen per m2
Slide 10 - Quiz
Welke bewering is juist?
A
De wereldbevolking woont gelijk gespreid over de wereld
B
In vlakke kustgebieden wonen veel mensen
C
In berggebieden wonen veel mensen.
D
In droge en koude gebieden wonen niet zo veel mensen
Slide 11 - Quiz
De bevolkingsgrafiek die je hier rechts ziet hoort bij een...
A
land met veel milieuvervuiling
B
arm land
C
rijk land
D
Zuid-Amerikaans land
Slide 12 - Quiz
De mensen hebben verschillende redenen om te verhuizen. Welke van onderstaande redenen is een pullfactor?
A
Hongersnood
B
Vulkaanuitbarsting
C
Veel werkgelegenheid
D
Oorlog
Slide 13 - Quiz
De bevolking groeit snel door?
A
Laag sterftecijfer, laag geboortecijfer
B
Laag sterftecijfer, hoog geboortecijfer
C
Hoog sterftecijfer, laag geboortecijfer
D
Hoog sterftecijfer, hoog geboortecijfer
Slide 14 - Quiz
Welke bewering is juist?
A
Tegenwoordig, dankzij media en toerisme, worden de cultuurelementen snel over de hele wereld verspreid,
B
Nederland was vroeger een kolonie van Indonesië.
C
De Amerikanen hebben hun taal over al hun koloniën verspreid.
D
Door cultuurspreiding wordt Japanse taal in veel andere landen ook gesproken.
Slide 15 - Quiz
Welke begrip past best bij deze foto?
A
Cultuurgebied
B
Bevolkingsdichtheid
C
Amerikanisering
D
pushfactor
Slide 16 - Quiz
Wat is geen pullfactor?
A
werk
B
veiligheid
C
vrede
D
hongersnood
Slide 17 - Quiz
Welk cultuurgebied is met de kleur groen aangegeven?
A
Latijns-Amerikaans
B
Budhistisch
C
Islamitisch
D
Afrikaans
Slide 18 - Quiz
De bevolkingsgrafiek die je hier rechts ziet hoort bij een...
A
land met veel milieuvervuiling
B
arm land
C
rijk land
D
Zuid-Amerikaans land
Slide 19 - Quiz
Duitsland en Nederland behoren tot 1 dezelfde cultuurgebied
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
In een gebied wonen 100.000 mensen. Het oppervlakte van dit gebied is 10.000 km2. Hoe groot is de bevolkingsdichtheid?
A
100 mensen/km2
B
10 mensen/km2
C
100.000 mensen /km2
D
130 mensen/ km2
Slide 21 - Quiz
Waarom zijn in Nederland veel immigranten uit Suriname?
A
Suriname was een Nederlandse kolonie
B
Dat zijn arbeidsmigranten
C
Dat zijn vluchtelingen uit oorlogsgebied
D
Dat zijn mensen die op bezoek komen
Slide 22 - Quiz
Na 1970 was in Nederland de immigratie groter dan de emigratie. Hoe noem je de bevolkingsgroei die hierdoor ontstaat?
A
sociale bevolkingsgroei
B
baby boom
C
toename van het bevolking
D
natuurlijke bevolkingsgroei
Slide 23 - Quiz
Waarom zijn in Nederland veel immigranten uit Suriname?
A
Suriname was een Nederlandse kolonie
B
Dat zijn arbeidsmigranten
C
Dat zijn vluchtelingen uit oorlogsgebied
D
Dat zijn mensen die op bezoek komen
Slide 24 - Quiz
Hoe heet de figuur die je hier rechts ziet?
A
Geboortegrafiek
B
Migratiegrafiek
C
Bevolkingsgrafiek
D
Push- en pullgrafiek
Slide 25 - Quiz
Als er meer kinderen worden geboren dan dat er mensen sterven, dan noemen we dat...
A
sociale bevolkingsgroei
B
hoog groeitempo
C
afname van het bevolking
D
natuurlijke bevolkingsgroei
Slide 26 - Quiz
Na 1970 was in Nederland de immigratie groter dan de emigratie. Hoe noem je de bevolkingsgroei die hierdoor ontstaat?
A
sociale bevolkingsgroei
B
baby boom
C
toename van het bevolking
D
natuurlijke bevolkingsgroei
Slide 27 - Quiz
Van nieuwe Nederlanders wordt verwacht dat ze de Nederlandse taal en cultuur leren kennen. Dat heet...
A
multicultureel
B
cultuur
C
inbunkering
D
inburgering
Slide 28 - Quiz
Welke stelling is juist?
A
De meeste allochtonen wonen in het westen van Nederland
B
Nederland is een multicultureel land, dat zie je vooral op het platteland.
C
Ongeveer de helft van alle Nederlanders wonen in een stad.
D
De Nederlandse bevolking is gelijk verspreid over het land.
Slide 29 - Quiz
Waar of niet waar. De bevolking in Nederland krimpt.
A
Waar
B
Niet waar
C
Alleen in de grote steden
D
Allen in het westen van het land.
Slide 30 - Quiz
De laatste 120 jaar is de Nederlandse bevolking snel gegroeid. Er werden meer kinderen geboren dan dat er mensen stierven. Hoe komt dat?
A
De vrouwen gingen massaal voorbehoedsmiddelen gebruiken
B
De gezondheidszorg en de voeding verbeterden.
C
Het aantal immigranten groeit al 100 jaar heel snel.
D
Er zijn geen emigranten die Nederland verlaten.
Slide 31 - Quiz
Waarom verlaten veel jongeren het oosten van Nederland en gaan ze naar het westen?
A
In het westen zijn veel meer winkels.
B
Ze zoeken een goede opleiding of een baan
C
In het westen zijn de woningen goedkoper.
D
In het oosten van Nederland heerst honger.
Slide 32 - Quiz
Na de Tweede wereldoorlog werden in Nederland veel baby'ś geboren. Dat noemen we...
A
ontgroening
B
vergrijzing
C
baby boom
D
bevolkingsgroei
Slide 33 - Quiz
Welke stelling is juist?
A
Het aantal oudere mensen in Nederland neemt toe.
B
Nederland heeft 15,7 miljoen inwoners.
C
Het aantal jonge mensen in Nederland neemt toe.
D
De bevolking in Nederland is gelijk verdeeld, er zijn geen regionale verschillen.
Slide 34 - Quiz
De nieuwe Nederlanders kan je verdelen in drie groepen. De eerste zijn de mensen uit vroegere Nederlandse koloniën. Welke zijn de andere twee?
A
-emigranten
-immigranten
B
-arbeidsmigranten
-vluchtelingen
C
-ecologische vluchtelingen
-buitenlanders
D
-autochtonen
-allochtonen
Slide 35 - Quiz
Een buitenlander die naar Nederland komt om te werken is een
A
arbeidsmigrant
B
vluchteling
C
emigrant
D
autochtoon
Slide 36 - Quiz
Iemand die uit een onveilig gebied naar een ander land verhuist is een...
A
arbeidsmigrant
B
vluchteling
C
emigrant
D
autochtoon
Slide 37 - Quiz
Iemand die uit Nederland vertrekt is voor Nederland een