03-06 t/m 05-06 1HV Frans

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Programme

Deze week

• herhalen thema's grammaire

Opdrachten

• 1 t/m 10 vanaf blz. 129 -> vrijdag controle

le verbe donner

Dus nu ken jij de persoonlijk voornaamwoorden weer :

JE/J'   TU   IL/ ELLE/ ON   NOUS   VOUS    ILS /ELLES

Controleer in je schrift !  

le verbe donner

je donn e    tu donn es

il/elle/on donn e

nous donn ons

vous donn ez

ils/ elles donn ent

het regelmatige werkwoord op "er"

Niet alleen donner kan jij vervoegen"

Jij gaat nu ook andere Franse  regelmatige werkwoorden  leren  en vervoegen :

aimer, chercher, commencer, danser,

détester, écouter, habiter, oublier,

parler, regarder, travailler, trouver...

Het regelmatige werkwoord op "er"

Wij vervoegen samen nog een werkwoord zoals donner :

je cherch e   

tu cherch es,

il/elle/on cherch e

nous cherch ons

vous cherch ez

ils/elles cherch ent

chercher = zoeken

Het regelmatige werkwoord op "er"

LET OP :

in plaats van een persoonlijk voornaamwoord kan er ook een naam of een zelfstandig naamwoord staan

Bijvoorbeeld :

Le cours commence / il commence

Les élèves aiment la géo/ ils aiment la géo.

waar is de juiste uitgang ?

1. je donnes
2. tu donnes
3. il donnent
4. elle donnez

Waar is de juiste uitgang ?

1. il cherche
2. elle cherchent
3. vous cherchons
4. nous cherchez

waar is de juiste uitgang ?

1. Le cours d'histoire commencent
2. Le cours de maths commences
3. Le cours de français commence
4. Le cours de musique commencez

Waar is de juiste uitgang ?

1. Tu aime le français ?
2. Tu aimez le français ?
3. Tu aimons le français ?
4. Tu aimes le français ?

Waar is de juiste uitgang ?

1. Nous dansons
2. nous dansez
3. vous dansons
4. vous dansent

Welk werkwoord is het ?
De leerlingen luisteren naar

1. Les élèves cherchent
2. les élèves regardent
3. Les élèves dansent
4. Les élèves écoutent

Getallen

Hoe zat het nu met de getallen?

deux + sept =

1. 9
2. 8
3. 11
4. 17

quinze + quatre =

1. dix-sept
2. dix-neuf
3. dix-huit
4. neuf

vingt - six =

1. quatorze
2. treize
3. quinze
4. seize

50

1. quarante-dix
2. cincante
3. cinquant
4. cinquante

69

1. neuf-soixante
2. soixante-dix-neuf
3. soixante-neuf
4. sioxante neuf

70

1. soixante-zéro
2. soixante-dix
3. septant
4. dix-soixante

De ontkenning 

In het Nederlands: niet en geen

In het Frans altijd twee woorden: ne..... pas

Ne staat vóór de persoonsvorm

Pas staat direct achter de persoonsvorm

Dus: ontkenning deel 1 + pv + ontkenning deel 2

de ontkenning - voorbeelden

Ik werk - Je travaille

Ik werk niet - Je ne travaille pas

Hij zingt - Il chante

Hij zingt niet - Il ne chante pas

Het is een zwembad - C'est une piscine

Het is geen zwembad - Ce n'est pas une piscine

Elle a une glace au chocolat?

1. Non, elle n'a pas de glace
2. Non, elle a une ne glace pas

Vous avez beaucoup de devoirs?

1. Nous avons ne beaucoup pas de devoirs
2. Vous n'avez pas de devoirs
3. Vous avez beaucoup de ne devoirs pas
4. Nous n 'avons pas beaucoup de devoirs

Huiswerk

deze opdrachten hebben we al behandeld:

1

2

3

4ab

5cd

6

7

8

9abc

10bc

Vrijdag controle