nabespreken m. a. ongeletterdheid

Nabespreken
Maatschappelijke analyse 2019
Ongeletterdheid 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nabespreken
Maatschappelijke analyse 2019
Ongeletterdheid 

Slide 1 - Diapositive

Vraag 1: Laaggeletterdheid is een maatschappelijk vraagstuk. Een maatschappelijk vraagstuk heeft vier kenmerken. Twee kenmerken zijn dat er verschillende meningen bestaan over de oplossing van het vraagstuk en dat de overheid erbij betrokken is. - Noem twee andere kenmerken:
A
Veel mensen hebben er last van
B
Er bestaan veel verschillende meningen over
C
Een invloedrijke groep in de maatschappij probeert het op te lossen
D
De media bericht erover

Slide 2 - Quiz

voorbeelden uit de tekst bij het kenmerk "veel mensen hebben er last van":

Slide 3 - Question ouverte

Voorbeelden uit de tekst bij het kenmerk: "De politiek of invloedrijke groep probeert het op te lossen."

Slide 4 - Question ouverte

voorbeeld uit de tekst bij het kenmerk: "De media bericht erover."

Slide 5 - Question ouverte

waarom niet het kenmerk: "er bestaan verschillende meningen over??"

Slide 6 - Question ouverte

Vraag 2: Welke twee machtsmiddelen die de Stichting Lezen & Schrijven heeft,
zijn in tekst 2 te herkennen?
A
Grootte van de groep
B
Toegang tot de media / invloedrijke personen
C
personen met gezag of charisma
D
het hebben van kennis over het onderwerp

Slide 7 - Quiz

Welke machtsmiddelen zijn er?
- Gebruik van kennis/ deskundigheid.
 -Bezit van vaardigheden 
- Bezit van geld
- De grootte van de groep.
- De toegang tot de media.
- De toegang tot belangrijke politici of invloedrijke personen.
- Zitting hebben in adviesorganen van bestuur of de regering,
- Personen met gezag of charisma die de groepering vertegenwoordigen.

Slide 8 - Diapositive

Vraag 3: De media hebben verschillende functies.
Welke twee functies van de media zijn te herkennen in tekst 2?
A
De controlerende functie en de socialiserende functie
B
de informatieve functie en de amusementsfunctie
C
de opiniërende functie en de controlerende functie
D
de socialiserende functie en de informatieve functie

Slide 9 - Quiz

Vraag 4: De injectienaaldtheorie en de selectieve-perceptietheorie geven een
verschillende uitleg over wat het effect is op de mening van de burgers
over laaggeletterdheid.
 Leg voor beide theorieën uit welk gevolg de aandacht van de media
zou kunnen hebben op de mening van burgers over laaggeletterdheid.

Slide 10 - Question ouverte

Vraag 5: In tekst 1, 2 en 3 staan voorbeelden genoemd dat laaggeletterdheid kan
leiden tot maatschappelijke ongelijkheid.
Geef een voorbeeld uit tekst 1 waaruit dit blijkt.

Slide 11 - Question ouverte

In tekst 1, 2 en 3 staan voorbeelden genoemd dat laaggeletterdheid kan
leiden tot maatschappelijke ongelijkheid.
Geef een voorbeeld uit tekst 2 waaruit dit blijkt.

Slide 12 - Question ouverte


Slide 13 - Question ouverte

In tekst 1, 2 en 3 staan voorbeelden genoemd dat laaggeletterdheid kan
leiden tot maatschappelijke ongelijkheid.
Geef een voorbeeld uit tekst 3 waaruit dit blijkt.

Slide 14 - Question ouverte

Vraag 6: Een maatschappelijk vraagstuk kan vanuit vier verschillende invalshoeken
bekeken worden.
Vanuit welke invalshoek is tekst 3 geschreven?
A
De sociaal-economische invalshoek
B
De sociaal-culturele invalshoek
C
De politiek-juridische invalshoek
D
De veranderings- en vergelijkende invalshoek

Slide 15 - Quiz

Vraag 7: verschillende media worden door de overheid ingezet om laaggeletterden te beïnvloeden. Zo willen gemeentes zoals Rotterdam en Schiedam laaggeletterden overhalen om hulp te zoeken om beter te leren lezen en schrijven.
Welke uitspraak past bij de tabel?
De meeste laaggeletterden:
A
Hebben een baan
B
Hebben geen voortgezet onderwijs gevolgd
C
Zijn man
D
Zijn niet in Nederland geboren

Slide 16 - Quiz

Vraag 8: GroenLinks en de PvdA behoren bij dezelfde politieke stroming.
Welk uitgangspunt van deze politieke stroming past het best bij de reden waarom deze twee partijen een motie hebben ingediend?
De twee partijen willen:

A
burgers zelf zoveel mogelijk verantwoordelijkheid geven
B
een kleine rol voor de overheid.
C
nationalisme stimuleren.
D
opkomen voor de zwakkeren in de samenleving

Slide 17 - Quiz

Vraag 9: Verschillende taken van de overheid in een verzorgingsstaat zijn in de grondwet vastgelegd. Een voorbeeld van een taak van de overheid in een verzorgingsstaat is dat de overheid moet zorgen voor onderwijs. Noem een andere taak uit de Grondwet die de overheid moet vervullen om laaggeletterden te helpen

Slide 18 - Question ouverte

Vraag 10: Kies twee verschillende politieke stromingen uit. Bedenk per gekozen politieke stroming een aanpak van laaggeletterdheid die past bij de
uitgangspunten van deze twee politieke stromingen.
jij koos de liberale stroming:

Slide 19 - Question ouverte

Jij koos de Christendemocratische stroming:

Slide 20 - Question ouverte

Jij koos de sociaaldemocratische stroming:

Slide 21 - Question ouverte

Vraag 11: In een democratie moeten de burgers kunnen beschikken over goede informatie vanuit meerdere gezichtspunten. Een voorbeeld daarvan is
invloed uitoefenen op de politieke agenda.
 Welke andere rol / functie van de media is te herkennen in tekst 5 op het
gebied van de democratische besluitvorming?

Slide 22 - Question ouverte

Welke functies van de media kennen we?
Voor het individu:
- Informatieve functie: journaal, actualiteitenrubrieken, populairwetenschappelijke programma’s
- Meningsvormende- / opiniërende functie: discussieprogramma’s, talkshows;
ingezonden brieven
 - Amusement- / entertainmentsfunctie: muziekprogramma’s, spelletjes, soaps, sport, films,
dramaseries, comedy’s
- Reclamefunctie: stersportjes, advertenties, banners
- Onderwijsfunctie: schooltelevisie
- Socialiserende functie: we krijgen cultuur overgedragen via de media.

Slide 23 - Diapositive

Maar ook voor de democratische besluitvorming hebben de media drie functies:
- Onderwerpen aandragen voor de politieke agenda (waar gaan ze over vergaderen)
- Burgers informeren (wat gaat de overheid doen?)
- Controle en waakhondfunctie (bv. doet de politiek wel wat ze beloofd)

Slide 24 - Diapositive

Vraag 12: In welke fase van de politieke besluitvorming bevind zich het probleem in dit artikel?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 25 - Quiz

Dat zie ik aan:

Slide 26 - Question ouverte

4 fasen van de politieke besluitvorming
  • Fase 1: er is een wens vanuit de samenleving, personen en/of actiegroepen proberen dit duidelijk te maken aan de politiek.
  • Fase 2: De politiek gaat afwegingen maken en vraagt advies. In deze fase probeert men mogelijke oplossingen te bedenken.
  • Fase 3: De beslissing wordt genomen.
  • Fase 4: De beslissing wordt uitgevoerd

Slide 27 - Diapositive

Is artikel 5 objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief

Slide 28 - Quiz

Objectief? Maar er staan toch meningen in?
Ja, maar de meningen zijn niet de meningen van de schrijver. 
Hoe zie je dat? 
- het is duidelijk dat iemand anders de uitspraken heeft gedaan (marian vindt: "nou nee, etc..")
- Goed bronnengebruik. De algemene rekenkamer is een betrouwbare bron.
Wat ontbreekt in dit artikel? 
- Hoor en wederhoor, want de schrijver heeft niet iemand aan het woord gelaten die een andere mening heeft.

Slide 29 - Diapositive