VMBO 2 par 4.1 hoe maak je dat

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welkom 2TL
Jas en oortjes uit

Spullen op tafel:
- Boek
- Schrift
- Rekenmachine
- Pen

Planning van vandaag:
- Uitleg 4.1 
- Zelfstandig aan de slag met 4.1



Slide 3 - Diapositive

Laat deze op het bord staan, wanneer je bezig bent met de presentielijst.
Paragraaf 4.1
Hoe produceren we?

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Na deze les weet/kun je:

  • Wat produceren is
  • Wat een bedrijfskolom is en hoe bedrijven waarde toevoegen
  • Wat productiefactoren zijn
  • De kostprijs per product berekenen


Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel 1
Produceren

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Productie

Het maken van goederen en het leveren van diensten.


Produceren



Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel 2
Toegevoegde waarde

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe?
Heb je je wel eens afgevraagd hoe een brood bij ons terecht komt?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedrijfskolom
  • Bedrijfskolom
    Alle bedrijven die meewerken aan een product
  • Toegevoegde waarde
    Door elke bewerking wordt het product meer waard. Iedereen wil er aan verdienen

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiefasen: De productie van goederen verloopt in stappen

Productiefactoren: Alles wat je nodig hebt om te produceren.
- Natuur
- Arbeid
- Kapitaal (goederen)

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel 3
Kostprijs per product berekenen 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiekosten
Alle kosten die een bedrijf maakt om een product te maken

Dus hoeveel kost het om een brood te maken.
De bakker heeft kosten voor het meel en de granen maar ook voor de winkel, voor personeel, voor reclame.......

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kostprijs per product
Als ik 30 potten jam kan maken voor totaal € 12,50 aan kosten
Hoeveel kost het maken van 1 pot dan?
De prijs van 1 pot jam heet de kostprijs
Pak je rekenmachine erbij

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formule kostprijs per product
Voorbeeld:
De huur van de winkel is € 1000
Salaris van personeel is € 500
De inkoop van zakken meel is € 500
De bakker bakt 4000 broden
Bereken de kostprijs?
Kostprijs per product = Alle productiekosten : aantal producten

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Formule kosten voor 1 product
Kostprijs per product = Alle productiekosten : aantal producten


Voorbeeld:
De huur van de winkel is € 1000
Salaris van personeel is € 500
De inkoop van zakken meel is € 500
De bakker bakt 4000 broden
Berekening
1000 + 500 +500 = 2000

2000 : 4000 = 0,50

€ 0,50 kost 1 brood 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Check ✅
  • Wat is produceren?
  • Wat is een bedrijfskolom?
  • Wat doen bedrijven in een bedrijfskolom aan een product? 
  • Wat 3 productiefactoren zijn er?
  • Wat zijn productiekosten?

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag met 4.1
✍🏼 Wat ? Maak de opdrachten 1 t/m 14 op blz. 110

👫🏽 Hulp? Vraag je klasgenoot
🗣️ Graag rustig praten


✅ Klaar? Maak de rekenopdrachten 1 t/m 4 op blz. 134

Vragen?
Steek je hand op, ik kom eraan!

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefenen
Lees de theorie van de les nog eens goed door en maak daarna de vragen van  deze lesson up.
Succes!

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hoort niet thuis in de bedrijfskolom?
A
graanboer
B
meelfabriek
C
bakker
D
consument

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de toegevoegde waarde van de meelfabriek?
A
6500 euro
B
2500 euro
C
4000 euro
D
9000 euro

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is toegevoegde waarde?
A
De waarde die een klant toevoegt aan een product
B
De waarde die een bedrijf toevoegt aan een product
C
Alleen bedrijven die een product verkopen
D
Alleen bedrijven die een product uit de natuur halen

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Importeur
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Agrarische bedrijven
Industriële bedrijven
Dienstverlenende bedrijven
Docent
Schoenmaker
Houthakker
Politie
Tulpenteler
Timmerman

Slide 27 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik maak 30 potten jam, dit kost in totaal € 12,50. Wat is de kostprijs per product? Rond af op 2 decimalen
A
1,40
B
1,42
C
0,40
D
0,42

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

EXTRA UITLEG
Hierna vind je nog extra uitleg

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions