JRB les 3 week 41 les 1 week 42

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gevolgen van innovatie

Slide 2 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Programma
Quiz, wat weet je nog van de vorige les
opdrachten nakijken
Leerdoelen bespreken
Uitleg en tussendoor opdrachten maken 

Check

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antwoorden in twee tallen bespreken 
timer
4:00

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

§6 Leerdoelen
Ik kan uitleggen wat de 
- bezettingsgraad, 
- onderbezetting, 
- overbezetting 
is

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • De bezettingsgraad is de werkelijke
     productie in procenten van de
     productiecapaciteit.
  • In andere woorden: hoeveel procent
     is onze productie van onze totale
     productiecapaciteit?
  • Formule:
    werkelijke productie productiecapaciteit

Bezettingsgraad
x 100 =

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld
Bij een fabriek is een productiecapaciteit van 50 fietsen per dag. De fabriek produceert 40 fietsen op een dag.
1. Is hier sprake van een onderbezetting of een overbezetting?
Er worden minder fietsen gemaakt dan max kan, dus onderbezetting
2. Bereken de bezettingsgraad? 
40 : 50 x 100 = 80%

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bezettingsgraad
... verwijst naar het percentage van de beschikbare capaciteit (bijvoorbeeld werknemers of machines) dat daadwerkelijk wordt gebruikt.


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderbezetting
... betekent dat er minder gebruik wordt gemaakt van de capaciteit dan mogelijk is. 
Bijvoorbeeld: in een fabriek waar ruimte is voor 10 werknemers, werken er maar 6.Dit betekent dat 40% van de capaciteit niet wordt gebruikt.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Overbezetting
 .. betekent dat er meer capaciteit nodig is dan beschikbaar.
Bijvoorbeeld: als een winkel maar 2 medewerkers heeft op een drukke dag, maar er eigenlijk 4 nodig zijn om alle klanten goed te helpen.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Is er sprake van .....(groep)
wat is de bezetting van dit lokaal?

Is er onderbezetting of onderbezetting?

Bereken de bezettingsgraad van de zitplaatsen in dit lokaal?

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een fietsenfabriek heeft een productiecapaciteit van 50 fietsen per dag. Er worden 40 fietsen geproduceerd. Bereken de
1) onderbezetting in aantal stuks
2. De bezettingsgraad in %
Een fietsenfabriek heeft een productiecapaciteit van 120 fietsen per dag. Er worden 90 fietsen geproduceerd. 

1. De onderbezetting is ................ stuks
2. Bezettingsgraad is............%
2. De bezettingsgraad is .............. %

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bezettingsgraad is .......

A
productie/ productiecapaciteit
B
productiecapaciteit/ productie
C
afzet/productie
D
productie/afzet

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een bedrijf kan 30.000 stuks maken. Ze maken echter maar 25.500 stuks.
Wat is de bezettingsgraad?
A
25.500 : 30.000 x 100
B
4.500 : 30.000 x 100
C
30.000 : 25.500 x 100
D
4.500 : 30.000 x 100

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De productiecapaciteit van een bedrijf is 15.000 fietsen. Het bedrijf produceert op een dag 12.000 fietsen. Wat is de bezettingsgraad? Laat een berekening zien en rond af op 1 decimaal.

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsproductiviteit
Gemiddelde productie in een bepaalde periode per werknemer

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bezettingsgraad
De werkelijke productie in procenten van de productiecapaciteit
100% is perfect 

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De bakker kan 50 koekjes per dag maken. Maar bakt er maar 40 per dag.
Wat is zijn productiecapaciteit?
A
40
B
10
C
50
D
90

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De bakker kan 50 koekjes per dag maken. Maar bakt er maar 40 per dag.
Hoeveel procent van zijn productiecapaciteit wordt er gebruikt?
A
(40/50)x 100=
B
(50-40)/100
C
(40 -50)/100=
D
(50-40)x 100

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De bakker kan 50 koekjes per dag maken. Maar bakt er maar 40 per dag. Is er sprake van onderbezetting?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Gemiddelde bereken =
Totaal van alle getallen : Het aantal getallen

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Examenopdracht maken
timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zelfstandig aan het werk
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave .......... Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 23 - Diapositive

Sponsopdracht: 1b en c