grammatica klas 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Wat kan je al?

Kan je jullie eigen vragen beantwoorden?

Om welk zinsdeel gaat het hier?
'Alle werkwoorden uit de zin'

Wat is het wg?
Ik heb me goed gedragen

1. gedragen
2. heb me gedragen
3. heb
4. heb gedragen

wat is hier het onderwerp?
In de pauze speelden de jongens op het veld.

1. in de pauze
2. speelden
3. op het veld
4. de jongens

Piet zou dit gelezen hebben.
Wat is het wg?

1. Piet
2. gelezen hebben
3. zou gelezen hebben
4. zou

Om welk zinsdeel gaat het hier?
Het geeft antwoord op de vraag: waar, wanneer, hoe, hoeveel ?

Wat is hier de bijwoordelijke bepaling?
Gisteren gaf ik een cadeau aan jou.

1. gisteren
2. cadeau
3. ik
4. aan jou

Welke woordsoort is dit?
Daar blijkt uit van wie het znw komt

Benoem de znw
In de rode auto zat mijn oma een trui te breien

1. rode auto
2. auto, trui
3. rode auto, trui, oma
4. oma, auto, trui

Noem vijf persoonlijke voornaamwoorden

welke woordsoort is dit?
deze , die, dat, dit

1. persoonlijk vnw
2. aanwijzend vnw
3. bezittelijk vnw
4. bijvoeglijk naamwoord

Er zijn 3 soorten ww

zww, hww, kww

Zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord, koppelwerkwoord

zelfstandig werkwoord

In een zin met een wg en met 1 ww is het altijd een www

Er kan maar 1 www in een zin staan.

koppelwerkwoord

is een vorm van zijn, worden, blijken , schijnen, lijken, blijven

Komt voor in een zin met een naamwoordelijk gezegde.

hulpwerkwoord

Als er in een zin een voltooid deelwoord staat is de pv altijd een www.

Maak nu 

hst 3 hww en kww blz 60

oefening 1, 2, 3, 4

Ik vind zww, hww,kww makkelijk

😒🙁😐🙂😃

hst 1. Gezegde en LV bij wederkerende wwe

verplicht wederkerende ww

zich gedragen zich vergissen

dan hoort het bij het wg

toevallig wederkerende ww

zich scheren, zich vermaken. 

dan is het wederkerend vnw het LV

maak hst 1 blz 28

opdracht 1, 2,3

ik vond deze opdrachten makkelijk

😒🙁😐🙂😃