HNE Duits M2 les 7 K2

Opstelling 1
Guten Morgen
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 7 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Opstelling 1
Guten Morgen

Slide 1 - Diapositive

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Heute braucht ihr:
- keinen Laptop
- Buch
- Kugelschreiber
Montag 18. September 2023
meteorologischer Herbst
Woche 38

Slide 2 - Diapositive

Was machen wir heute?
  • Was habt ihr am Wochenende gemacht?
  • Aktuelles
  • Hausaufgaben überprüfen
  • Haben wiederholen und Hausaufgaben machen

Slide 3 - Diapositive

Am Samstag habe ich ...
Am Sonntag habe ich ...
gelernt / gelesen.
ausgeschlafen.
geschwommen.
genetflixt.
gegessen.
mit Freunden getroffen.
eine Feier gehabt.
Games gespielt.
Sport getrieben.
Musik gemacht.
gelangweilt / gefaulenzt
usw. ...
morgens / mittags /abends
den ganzen Tag / und 
timer
1:00

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Op welk beroemd feest is Checker Tobi?
A
Fall der Mauer
B
Weihnachtsmarkt
C
Oktoberfest
D
Herbstfest

Slide 7 - Quiz

Wat weet je al over ....
Oktoberfest

Slide 8 - Carte mentale

3

Slide 9 - Vidéo

01:04
Hoeveel voetbalvelden bevat het festivalterrein (alleen cijfers gebruiken)

Slide 10 - Question ouverte

01:19
Wat is de Theresiawiese.
A
Op de wijze van Theresia.
B
Theresia is de eigenaar.
C
Een groot grasveld.

Slide 11 - Quiz

01:23
Hoe noemen de mensen uit München het Oktoberfest ?

Slide 12 - Question ouverte

4

Slide 13 - Vidéo

02:25
Wanneer beginnen ze doorgaans met de bouw van het Oktoberfest?
A
Mei
B
Juli
C
Juni
D
Augustus

Slide 14 - Quiz

02:48
Hoeveel tijd kost het bouwen van de Alpina "Achterbahn"
A
1 Woche
B
2 Wochen
C
3 Wochen

Slide 15 - Quiz

04:11
Hoeveel LKW's (vrachtwagens) zijn er nodig om de achtbaan te vervoeren (vul alleen getal in).

Slide 16 - Question ouverte

04:29
Wat zijn "Fahrgeschäfte"?
A
auto's
B
woonwagens
C
vrachtauto's
D
attractie's

Slide 17 - Quiz

3

Slide 18 - Vidéo

07:21
Hoeveel Fahrgeschäfte zijn er op het Oktoberfest.
A
Meer dan 50
B
Meer dan honderd
C
Meer dan 150
D
Meer dan tweehonderd

Slide 19 - Quiz

07:38
Hoeveel "Essenstände" zijn er op het Oktoberfest? (vul getal in)

Slide 20 - Question ouverte

07:58
Hoeveel jaar staat de "Krinoline" op het Oktoberfest? (alleen getal invoeren)

Slide 21 - Question ouverte

3

Slide 22 - Vidéo

10:27
Wat was de reden van het eerste Oktoberfest
A
Bruiloft
B
Paardenwedstrijd
C
Feestdag

Slide 23 - Quiz

10:56
Welke volgorde klopt
A
Eettentjes, attracties, paardenrennen
B
Paardenrennen, eettentjes, attracties
C
Attracties, paardenrennen, eettentjes

Slide 24 - Quiz

11:41
Waarom begint het Oktoberfest in september?
A
Past beter in de agenda's
B
Anders valt het tegelijk met de herfstvakantie.
C
Het is te kort na de zomer
D
Het weer is dan beter.

Slide 25 - Quiz

5

Slide 26 - Vidéo

12:18
Wat zijn de drie essentials in een Biertent (Bierzelt)
A
Bier, Wurst und Brezel
B
Bier, Hänchen, Brezel
C
Wurst, Hänchen en Brezel
D
Wein, Hänchen und Brezel

Slide 27 - Quiz

12:49
Hoeveel halve haantjes worden er tijdens het Oktoberfest gegeten (alleen getallen invullen)

Slide 28 - Question ouverte

13:34
Hoeveel liter glazen bier (Maß) kan Liesl dragen? (alleen getal invoeren)

Slide 29 - Question ouverte

13:53
Hoeveel kilometer lopen de bediendes gemiddeld in twee weken? (alleen getallen invoeren)

Slide 30 - Question ouverte

14:13
Hoe noem je de typische "Trachten" van Bayern en dus Oktoberfest?
A
Dirndl und Hose
B
Dirndl und Hörnerkappe
C
Dirndl und Lederhose

Slide 31 - Quiz

1

Slide 32 - Vidéo

Jetzt wiederholen wir
"haben"

Slide 33 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
haben 
 hab
ha
ha

hab
hab
hab

Slide 34 - Diapositive

Max ... fast den Weltmeistertitel gewonnen.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 35 - Quiz

Ich .... kein Lust.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 36 - Quiz

Bij welke persoonlijk voornaamwoorden gebruik je "haben"
A
wir, seid
B
wir, sie
C
wir, ihr

Slide 37 - Quiz

Aufgabe 3 (S. 32)
1 Onkel
2 Mutter
3 Cousin
4 Mutter
5 Cousine
6 Schwester
7 Bruder
8 Vater
9 Opa
10 Großeltern
11 Eltern
12 Oma
Aufgabe 4 (S. 33)
1 sehr – geen eigenschap
2 die Mutter – geen man
3 der Freund – hoort niet bij de familie
4 der Onkel – geen vrouw
5 das Jahr – geen persoon
6 die Mutter – is niet automatisch onderdeel van een samengesteld gezin.
b
Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Mädchen – Kind – Freundin – Schwester
Kind past niet in het rijtje omdat het geslacht onbekend is.
Aufgabe 5 (S. 33)
1 Mädchen, 2 Schwester, 3 klein, 4 nicht, 5 Kind, 6, sein, 7, lieben, 8 Bruder, 9 heißen, 10 sehr
Aufgabe 6 (S.34)
 die Omas, der Vater, die Freundinnen die Schwestern, die Jungen, die Cousins, der Freund   

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Aufgabe 13
A 1 Beste vrienden.
2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: lachen, leuke dingend doen, vakantievrienden, facebook/WhatsApp, ruzie, elkaar helpen, samen naar school fietsen, voor elkaar opkomen, spelletjes doen, chillen
B 1
durch dick und dünn – door dik en dun
Streit – ruzie
zusammen – samen
hören Musik – naar muziek luisteren
am liebsten – het liefst
beinah – bijna
Freundschaft – vriendschap
2 De woorden lijken op het Nederlands.
3: Anne - 3,  Leon- 4, Lara- 2,  John- 1
4: Anne – bioscoop, kletsen, winkelen
Leon – chillen, muziek luisteren, sport (voetballen)
Lara – bioscoop, sport (fitness), lachen, winkelen
John – computer (chatten en gamen)
C: Eigen antwoord

Slide 40 - Diapositive

20:52
Hoe is het "jodelen" onstaan?
A
Vroeger waren de mensen erg moe na het werken en dan zongen ze woordeloze klanken
B
Vroeger had je nog geen telefoon en jodelden ze om elkaar dingen op afstand duidelijk te maken.
C
Alleen rijke gezinnen hadden alpenhoorns, de anderen moesten jodelen om die muziek te maken

Slide 41 - Quiz

Machen in Stille
ca. 15 Minuten.
Übung 17, 18, 19, 20, 22, 23 und 24


Slide 42 - Diapositive

                                 TSCHÜSS
Hausaufgaben

Slide 43 - Diapositive