IJsbr Hfdst 4

IJsbreker
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

IJsbreker

Slide 1 - Diapositive

Dit hoofdstuk gaat over reizen.
Je leert de taalfuncties:
Hoe zeg je dat?
Ik wil graag
Je leert bij grammatica:
Werkwoorden: het onderwerp en het werkwoord
Niet
Een
Onze, jullie, hun
Je leert de begrippen:
Liever
Elke dag
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 2 - Diapositive

Het openbaar vervoer:


Je leert woorden die horen 
bij het openbaar vervoer.

Je maakt goede zinnen.

Je denkt na over je eigen veiligheid.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 3 - Diapositive

Welke woorden van de vorige les weet je nog?

Slide 4 - Question ouverte

Zijn er in jouw woonplaats trams?
En zijn er bussen?

Betaal je met een ov-chipkaart of met geld?

Hoe weet je welke bus of tram je moet nemen?
En bij welke halte je moet uitstappen?
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 5 - Diapositive

Wat is openbaar vervoer?
A
Vervoer dat gratis is.
B
Vervoer dat iedereen mag gebruiken.
C
Vervoer dat van jezelf is.
D
Alleen de bus en de tram.

Slide 6 - Quiz

Waar sta je nu?
A
bij de bushalte
B
op het station
C
bij de tramhalte
D
in de tram

Slide 7 - Quiz

Waar ben ik?
A
in de tram
B
in de trein
C
in de bus
D
in de metro

Slide 8 - Quiz

Wie gaat er elke dag met de bus of tram?
ja
nee
soms

Slide 9 - Sondage

Ik vind reizen met de bus of tram .........
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Sondage

Hoe betaal je de reis?
A
Met een kaartje of je OV-chipkaart.
B
Met een kaartje.
C
Met een OV-chipkaart.
D
Met euromunten.

Slide 11 - Quiz

Oh, Oh.......
ik ben mijn OV-chipkaart vergeten.
Wat moet ik doen?
A
Mijn OV-chipkaart thuis ophalen.
B
Gewoon in de bus stappen.
C
Een los kaartje kopen.
D
Een OV-chipkaart lenen.

Slide 12 - Quiz


A
de trem
B
de tram
C
de bus
D
de boes

Slide 13 - Quiz


A
de tramhalte
B
het perron
C
de bushalte
D
de bus

Slide 14 - Quiz

luistertekst: In de tram hebben we gedaan. 
Je moet goed luisteren.
Je moet onthouden.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 15 - Diapositive



Luister goed naar de volgende tekst. 
Daarna komen er vragen over de tekst.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel mensen hoor je?
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 17 - Quiz

Zegt Lies je of u?
A
je
B
u

Slide 18 - Quiz

Naar welke straat wil Lies gaan?
A
de Biltstraat
B
de halte
C
de tweede straat
D
de Bachstraat

Slide 19 - Quiz

Hoeveel haltes moet Lies nog gaan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

Meneer zegt:
'U moet even ........ lopen.'
A
2 minuten
B
2 haltes
C
rechtdoor
D
voorbij

Slide 21 - Quiz

Maak een goede zin met:
de bushalte

Slide 22 - Question ouverte

Wie bekijkt of je een goed kaartje hebt?
A
de bestuurder
B
de controleur
C
de machinist
D
de agent

Slide 23 - Quiz

de controleur
IJsbreker

Slide 24 - Diapositive

De agent controleert andere dingen.
IJsbreker

Slide 25 - Diapositive

de bestuurder
IJsbreker

Slide 26 - Diapositive

de bestuurder van de trein = de machinist
IJsbreker

Slide 27 - Diapositive

Je hebt geen kaartje.
Je zit wel in de tram.
Hoe heet dat?

A
blauw rijden
B
rood rijden
C
grijs rijden
D
zwart rijden

Slide 28 - Quiz

vervoersmiddelen

Slide 29 - Carte mentale

woorden bij de les:

de bus                           de bushalte

de tram                         de tramhalte

de ov-chipkaart           zwart rijden - de boete
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 30 - Diapositive

Schrijf de woorden op en maak met ieder woord een goede zin.
de tram
de bus
de tramhalte
de bushalte
de bestuurder
zwart rijden - boete
reizen
Heb je nog meer woorden geleerd?  Schrijf ze op.

Klaar: extra opdracht
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 31 - Diapositive

Ga naar bladzijde 90 in je boek.

Maak opdracht 4 en 5

Zoek de antwoorden ook op. Ga naar: www.htm.nl
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 32 - Diapositive

Ik loop naar de tram.

Ik sta naast de tram.
Ik ben bij de tram.

Ik stap in de tram.
Ik ben in de tram. Ik zit in de tram.

Ik ga met de tram mee.

Ik stap uit de tram.



IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1/voorzetsels

Slide 33 - Diapositive

De tram en jij in Den Haag!!
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 34 - Diapositive

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1
Schrijf de woorden op.
Sla een regel over.
Maak een zin met het woord.

Slide 35 - Diapositive

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Lien

IJsbreker
Hoofdstuk 4 

Slide 38 - Diapositive

Ga je wel eens met de trein?
Waar ga je dan naartoe?

Hoe weet je hoe laat de trein vertrekt?
Vertrekt de trein altijd op tijd?

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 39 - Diapositive

Woorden bij de les:
een kaartje kopen

de stationshal

het perron
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 40 - Diapositive

Woorden bij de les:

het station

het loket 

de kaartjesautomaat

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Lien

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Ik kom
Je komt
Kom je?
Hij komt
Zij komt
U komt
Wij komen
Zij komen
Ik begin
Jij begint
Begin je?
Hij begint
Zij begint
U begint
Wij beginnen
Zij beginnen
de werkwoorden

Slide 43 - Diapositive

Zijn we er allemaal?

Stop je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 44 - Diapositive

Huiswerk: 
Maak de online opdrachten.
Lees de les nog een keer door.
Maak de opdrachten af.

IJsbreker

Slide 45 - Diapositive