les 2 herhaling ein/eine & kein/keine nieuw: het bezittelijk vnw

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Schloss Neuschwanstein  (Bayern)  --> 

♥lich Willkommen

Das Programm für Heute

- Herhaling der/die/das, ein/eine & kein/keine

- Uitleg bezittelijke vnw

Doelen

- Ik weet wanneer een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.

-Ik weet wanneer ik der/die/das gebruik.

- Ik weet de vertalingen van ein/eine & kein/keine.

-Ik weet wanneer ik ein/eine & kein/keine gebruik.

Nieuw! - Ik weet wat bezittelijke vnw zijn 

-Ik weet de Duitse vertalingen van de bezittelijke vnw. 

Wiederholung

Je hebt twee soorten lidwoorden: 

• bepaalde en onbepaalde lidwoorden.
• Bepaalde lidwoorden (de/het) zijn in het Duits: der, die & das
  
• Onbepaalde lidwoorden (een) zijn in het Duits: ein & eine 
  

der die of das?

Wanneer gebruik je het lidwoord der?

Wanneer gebruik je het lidwoord die?

Wanneer gebruik je het lidwoord das?

herhaling: der, die, das und die

die

der

das

Mann

Frau

Kind

Junge

Schule

Mädchen

Haus

Lehrer

Lehrerin

ein, eine, ein

ein

eine

keine

Schule

Frau

Mann

Mädchen

Freundinnen

Menschen

... Stier
Noteer het juiste bepaalde lidwoord

... Zeitung
Noteer het juiste bepaalde lidwoord

... Menschen
Noteer het juiste bepaalde lidwoord

... Mannschaft
Noteer het juiste bepaalde lidwoord

... Freund
Noteer het juiste bepaalde lidwoord

... Brötchen
Noteer het juiste bepaalde lidwoord

....Handy
welk onbepaald lidwoord past?

.... Junge
welk onbepaald lidwoord past?

.... Schwester
welk onbepaald lidwoord past?

.... Kinder
welk onbepaald lidwoord past?

Samenvatting

	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	meervoud
Persoonlijk voornaamwoord Nominativ	er	sie	es	sie
Bepaald lidwoord Nominativ	der Mann	die Frau	das Kind	die Leute
Onbepaald lidwoord Nominativ	ein Mann	ein e Frau	ein Kind	kein e Leute

ik	mijn
jij	jouw
hij	zijn
zij	haar
het	zijn
wij	ons/onze
jullie	jullie
zij	hun
u	uw

ich	mein-
du	dein-
er	sein-
sie	ihr-
es	sein-
wir	unser-
ihr	euer-
sie	ihr-
Sie	Ihr-

Bezittelijk

voornaamwoord

mijn

jouw

zijn

haar

hun

onze

jullie

uw

mein

unser

ihr (m.v.)

ihr (e.v.)

sein

Ihr

dein

euer

De uitgangen van de bezittelijke voornaamwoorden

• De bezittelijke voornaamwoorden krijgen dezelfde uitgang als de woorden ein(e) en kein(e). 

• Let op het bezittelijk voornaamwoord 'euer' (=jullie)

Ist das euer Vater?

Ist das eure Mutter?

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is bijvoorbeeld eigenaar of maker van het genoemde: mijn fiets, haar tekening, hun huis

Zoals jij heb gemerkt, hebben wij voor elke persoon het bezittelijk voornaamwoord.

ik - mijn- mein  /   jij- jouw- dein / zij- haar- ihr   

hij - zijn - sein  / het- zijn- sein  / wij - ons\onze - unser

jullie -jullie-euer    /    zij- hun - ihr     /    u - uw - Ihr

Let op!!!

Het bezittelijk voornaamwoord vervangt lidwoord dus:

Das ist ein Fahrrad.  = Das ist mein Fahrrad

Das ist eine Schule = Das ist meine Schule

je schrijft dus niet :

Das ist eine meine Schule

Das ist Ihr Fahrrad.

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

1. das
2. ist
3. Ihr
4. Fahrrad

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)

1. meine
2. dien
3. ihre
4. unsere

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin (v).

1. meine
2. seine
3. ihre
4. eure

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?

1. mannelijk
2. vrouwelijk
3. onzijdig
4. meervoud

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)

1. meine
2. meiner
3. meines
4. mein

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin.

1. meine
2. seine
3. ihre
4. eure

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Wie heißt deine Oma?

1. Wie
2. heißt
3. deine
4. Oma

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.

1. Ihre|
2. Tante
3. 23 Jahre
4. alt

Was ist ...............(jouw) Name (m)?

1. sein
2. mein
3. dein
4. Ihr

...............(mijn) Hobby (o) ist Handball.

1. Meine
2. Mein
3. Deine
4. Dein

Das sind..................(onze) Eltern (v).

1. meine
2. dein
3. ihr
4. unsere

............ (jullie) Weinachtsbaum (m) ist sehr schön.

1. unser
2. euere
3. unsere
4. euer

................(onze) Klassenlehrer heißt Meier.

1. Ihr
2. Ihre
3. Unser
4. Euere

Maaike ist ..............(haar) Freundin.

1. meine
2. ihr
3. ihre
4. euere

.............(uw) Handy (o) klingelt , Frau Schmidt!

1. Dein
2. Ihr
3. Sein
4. Unser

Das ist ........................ (mijn)Geburtstagsgeschenk

1. meine
2. deine
3. mein
4. sein

Ende